CD-recensie
© Aart van der Wal, maart 2022 |
Deze cd is de 'vertaling in klank' van het uitvoerige onderzoek dat de hoornist Teunis van der Zwart heeft verricht in het kader van zijn proefschrift dat is gewijd aan de reislustige Tsjechische hoornvirtuoos Giovanni Punto (1746-1803), geboren Jan Václav Stich, die van grote invloed is geweest op zijn componerende en de hoorn bespelende tijdgenoten, maar ook op latere generaties. Van der Zwart heeft zich daarbij toegelegd op Punto's kunst op het gebied van de zogenaamde cor basse, met gebruikmaking van het speciale mondstuk waarmee een lage hoornklank kan worden gerealiseerd. Wat dit album betreft ging het Van der Zwart erom een lans te breken voor de al lang geleden vrijwel vervlogen klankeigenschappen van de cor basse (met inbegrip van de ornamentatie die daarbij hoort), al geeft hij in zijn toelichting wel toe dat het een onmogelijke opgave is om de specifieke klank van Punto's hoornspel na te bootsen. Wat er aan beschrijvingen daarover is overgeleverd biedt daarvoor onvoldoende houvast. Beethoven moet, evenals Mozart (in een brief aan zijn vader, gedateerd 5 april 1778, schrijft hij: 'Punto blaast magnifiek'), zeer onder de indruk zijn geweest van Punto, getuige de Hoornsonate op. 17 die hij speciaal voor deze virtuoos componeerde. Sterker nog, beiden gaven er ook de première van, op 18 april 1800 in Wenen. Voor zover bekend moet dit de eerste sonate zijn geweest die speciaal voor hoorn en (toen nog) fortepiano werd geschreven. Op het album vinden we tevens een werk van Punto zelf: diens driedelige Hoornconcert in E (niet in Es!), in een transcriptie voor cor basse en fortepiano. Het idee erachter stamt reeds uit het einde van de achttiende eeuw, toen er allerlei bewerkingen verschenen van orkestwerken, speciaal toegesneden op kamermuziekensembles met daarin een belangrijke rol weggelegd voor de fortepiano (ook arrangementen voor alleen de fortepiano werden in die tijd met een zekere regelmaat op de markt gebracht). Feitelijk een logische ontwikkeling: orkestconcerten waren vrij zeldzaam en bovendien alleen bereikbaar voor een select publiek, terwijl voor velen de huismuziek (maar ook muziek in taveernes e.d.) als prima alternatief gold. Ook Beethoven liet zich in dit opzicht niet onbetuigd en zorgde hij ervoor dat klavieruittreksels (die immers ook geld in het laatje brachten!) van zijn orkestpartituren ruimschoots voorhanden waren. Met dit gegeven in het achterhoofd bewerkte Alexander Melnikov Punto's Hoornconcert. Vrij kort na Punto's dood verschenen er meer hoornconcerten in druk, waaronder die van Franz Danzi (1804) en Ferdinand Ries (1811), waarvan het voor Van der Zwart vaststaat dat die, zoals ook Beethovens op. 17, speciaal voor de cor basse zijn geschreven. De twee grootheden, Teunis van der Zwart en Alexander Melnikov (ze treden al jaren in allerlei instrumentale combinaties met elkaar op), bouwden een subliem recital op dat van begin tot eind een fascinerend inkijkje biedt in de bijzondere klankwereld van de cor basse en daarmee tevens de (veel bekendere) fortepiano. Terug in de tijd, het pakt uit als een zeer geslaagd avontuur dat van een sublieme auditieve omlijsting (de balans tussen hoorn en fortepiano is ideaal) onder het toeziend oog en oor van Martin Sauer is voorzien. Tot slot de gebruikte instrumenten: Van der Zwart bespeelt een cor basse van Couesnon (1900), Melnikov een replica van een Anton Walter (17960, en in de Hoornsonate op. 34 van Ries een door Edwin Beunk gerestaureerde Alois Graff (ca. 1830). index |
|