CD-recensie

 

© Aart van der Wal, januari 2017

 

Mozart: Pianoconcert nr. 13 in C, KV 415 - nr. 19 in F, KV 459 - nr. 20 in d, KV 466

Clara Haskil (piano), Berliner Philharmoniker (KV 459) en RIAS-Symphonie-Orchester Berlin o.l.v. Ferenc Fricsay

Praga Digitals Genuine Stereo Lab PRD 250 347 • 83' • (distr. Harmonia Mundi)

Live-opname: maart 1953 (KV 415); september 1955 (KV 466); Studio (KV 459), Berlijn

 

Dat er een commerciële kant aanzit moge duidelijk zijn, maar dat neemt niet weg dat het remasteren en in digitaal opgefriste staat uitbrengen van (stok)oude opnamen binnen de kaders van de discografische geschiedenis bijzonder belangrijk is. Niet alleen Praga, maar ook andere labels hebben er in de afgelopen jaren veel eer mee ingelegd. Denkt u maar aan bijvoorbeeld het Nederlandse PentaTone, het Duitse Audite en het Engelse Dutton.

Nu is uiteraard niet alles wat in dat verre verleden is vastgelegd discografisch goud, terwijl bovendien moet worden bedacht dat de uitvoeringspraktijk niet heeft stilgestaan en nieuwe inzichten tot een andere (zij het niet per se betere) kijk op de muziek heeft geleid. Ik noem in dit verband de 'authentieke' uitvoeringspraktijk die vanaf de jaren zeventig grote sprongen voorwaarts heeft gemaakt en ook traditioneel, in casu conventioneel ingestelde musici nieuwe ideeën aan de hand heeft gedaan. Die ze in de praktijk ook hebben toegepast, zij het de een meer en de ander minder. Ik noem er in dit verband slechts twee: Claudio Abbado en Bernard Haitink. Het kan nooit kwaad als het bed weer eens goed wordt opgeschud, met een frisse blik naar het zo oude en vertrouwde te kijken en het niet alleen daarbij te laten, maar er ook consequenties uit te trekken. Dat is goed voor iedereen: de muziek, de musici en - het belangrijkste van alles - het publiek.

Ik heb in deze context al eerder heruitgaven van Praga Digitals besproken en er mijn verbazing (ergernis is een groot woord) over uitgesproken dat het label in het begeleidende boekje geen verantwoording aflegt van het gevolgde 'opknapparcours'. Wat op zijn minst nodig is? Het begint bij de bronvermelding (waar en hoe de opnamen tot stand zijn gekomen), dan welk bewerkingsproces eraan ten grondslag heeft gelegen en wat de essentiële verschillen zijn tussen het origineel en de geremasterde uitgave. Praga rept er met geen woord over. Er wordt slechts ingegaan op de muziek zelf, terwijl een dergelijke toelichting bij een historische uitgave juist van veel minder belang is. Wie pianoconcerten van Mozart wil aanschaffen die worden gespeeld door Clara Haskil zit daar echt niet op te wachten. Dit zijn immers uitgaven voor de typische connaisseur en die wil nu juist dat uitgerekend niet weten (dat weet hij immers toch wel). Dat Praga - maar dit label is helaas het enige niet - dergelijke belangrijke informatie aan de koper onthoudt vind ik op zijn zachtst gezegd een ernstige omissie. Historische opnamen dienen in het juiste historische perspectief te worden geplaatst en daar horen de technische gegevens onherroepelijk bij (Audite doet dat gelukkig wel, en tot in detail). Als er, zoals in dit geval, sprake is van illusie-stereo (pseudo-stereo mag van mij ook), zet het er dan bij! En volsta evenmin met 'Recorded live in Berlin, March 1953 (K 415) and September 1955 (K 466), in studio (K 459)'. Het is voor dergelijke belangrijke historische uitgaven veel te weinig. Een soortgelijk beeld zien we bij Dutton dat in dit opzicht eveneens hopeloos tekortschiet.

 

Clara Haskil
Wie Haskils Mozart vergelijkt met die van bijvoorbeeld Kristian Bezuidenhout stuit op onoverbrugbare verschillen. Het gaat er echter niet om wie van de twee qua interpretatie dichter bij Mozart staat, maar wie Mozarts esprit het best over het voetlicht brengt. Ik ga hier niet tussen beiden kiezen, want er zijn ook in dit opzicht meer verschillen dan overeenkomsten (nog afgezien van de gebruikte instrumenten), maar ik zou toch voor geen prijs zonder Haskils Mozart willen zijn.

Laat ik maar weer eens Henk de By citeren, die kort na haar dood op 7 december 1960 melding maakte van het 'meest onherstelbare verlies dat de muziek in het oude jaar had geleden.
Clara Haskil was niet zomaar een vermaard pianiste, een lid van die tamelijk grote broederschap van kunstenaars die met hun spel duizenden in de oude en nieuwe wereld tot laaiend enthousiasme kunnen brengen. Zij was tegelijk meer en minder. Zij speelde piano, maar het pianospel was voor haar nooit doel en nooit de enige maatstaf. Zij was eigenlijk in de eerste plaats musicienne, een kunstenares wier aandacht werd geabsorbeerd door het nimmer doorgronde wonder van het verschijnsel dat wij muziek noemen. De piano was daarbij, meer of minder toevallig, haar tolk. Daarbij was zij een vrouw. En dat betekent in de wereld van het internationale solistendom, met zijn machtige afgoden als succes, bravoure, virtuositeit en uiterlijk vertoon, een grotere kans om het wezenlijke van de kunst ongeschonden en zuiver te bewaren.
Zij was één van die grote Vrouwen in de muziek, voor wie het scheppende en herscheppende een natuurlijke eenheid vormen en die niet ter wille van zichzelf of hun instrument op de voorgrond treden, kunstenaressen als Clara Schumann, Wanda Landowska, Kathleen Ferrier, Ginette Neveu, Myra Hess. Clara Haskil was één van hen. Wij kennen haar als een oude vrouw. Met haar dun, grijs haar, haar grauwe gerimpelde huid, haar gebogen, bijna gekromde gestalte leek ze de personificatie van het oud-zijn. Die uiterlijke ouderdom was de eerste indruk van het publiek dat haar het podium zag opkomen. Het grifte zich meteen in het geheugen: een oude, broze vrouw, die ingekeerd en bijna verlegen zich op eigenaardige en scheve wijze naar de vleugel begaf. Voor wie haar niet kenden, gebeurde dan het wonder, voor wie haar kenden gebeurde het wonder steeds opnieuw. Want in dit oude grijze dametje huisde een geest die niets van leeftijd wist, of liever, die van alle leeftijden wist, die de jeugdige overmoed en het erotisch gemijmer van de jonge Mozart even zuiver wist te verbeelden als de bezonkenheid van een Schubert-sonate of de doffe wanhoop van de oude, dove Beethoven.
De rijkdom van Clara Haskils geest was een reden tot voortdurende verwondering. In haar lange concertleven had zij enorm veel gespeeld -zij trad reeds op toen ze tien jaar was – maar in haar spel was geen sprake van ook maar de geringste clichématigheid. Het is moeilijk om de wonderlijke bekoring van haar kunst in woorden weer te geven, maar het meest wezenlijke ervan komt, geloof ik, daar op neer dat zij niets toevoegde aan de muziek van de componisten en er daardoor ook niets aan ontroofde. Men zegt in zulke gevallen dan wel: ze speelde wat er staat, maar die nuchtere constatering is hier toch niet toereikend. Eerder zou men moeten zeggen: ze speelde ze, dat het resultaat precies zo klonk als datgene wat er geschreven staat. Die trouw aan het partituurbeeld, die een wezenskenmerk van slechts enkele uitvoerende kunstenaars is, staat bij een lange concertcarrière aan voortdurende gevaren 'bloot, gevaren van slijtage, van slordigheid, van verfraaiing en koketterie, van routine. Bij Clara Haskil is daar nooit iets van te bespeuren geweest. De enige eigenschap, die naar ik meen weleens een belemmering is geweest, is haar bescheidenheid.
Als zij solo speelde was die bescheidenheid, die nederigheid een positieve factor, omdat ze alleen bestond in relatie tot de componist. Maar als zij samen met anderen musiceerde, zoals de laatste jaren met de violist Arthur Grumiaux, kon die bescheidenheid weleens resulteren in een te schuchtere pianopartij, hetgeen te meer opviel omdat die wezenlijk contrasteerde met de zelfbewuste, briljante en ietwat ijdele speeltrant van de violist. Niettemin zijn de opnamen van alle sonates voor piano en viool van Beethoven, die bij Philips zijn verschenen, een kostbaar document van haar sublieme musiceerwijze en ook van haar uiterst gave begeleidingskunst die zij zich in samenspel met de allergrootsten, Isaye, Enesco, Casals, had verworven.
Het verhaal van haar leven, als een relaas van feitelijkheden, is niet interessant. Het vermeldt de gewone feiten uit de carrière van een bovenmatig begaafd kind, het spelen aan het hof, hier dat van het oude Roemenië, de studie in Parijs, bij Cortot, de concertreizen, de successen etc'.

De op deze Praga-cd bijeengebrachte drie pianoconcerten van Mozart vormen ieder voor zich een subliem voorbeeld van haar stijlzuiverheid binnen de kaders van de Mozart-vertolkingen uit de jaren vijftig van de vorige eeuw. Het is zowel een onuitwisbare momentopname als een groots eerbetoon aan een musicienne die altijd trouw is gebleven aan de muziek zelf. Het is haar diepste innerlijk dat zij als geen ander naar buiten wist te brengen. Bovendien had ze het geluk te mogen optreden met grote dirigenten als Otto Klemperer (interessant om diens visie op KV 466 te vergelijken met die van Fricsay!), Igor Markevitch en uiteraard Ferenc Fricsay. Deze voortreffelijk opgefriste opnamen laten het u allemaal meebeleven.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links