CD-recensie
© Aart van der Wal, februari 2017
|
Een aantal jaren geleden was ook ik een van de vele toeristen die de Sixtijnse Kapel in Rome bevolkten. Wie er zin in had kon over de hoofden lopen. Nadat ik mij door een eindeloze bezoekersslang had geworsteld - het was bijna hoogseizoen - stond ik oog in oog met wat de kapel uniek maakt in de wereld: de wand- en muurfresco's van Michelangelo, Botticelli, Rosselli, Signorelli, Perugino en Ghirlandaio. Natuurlijk waren de plafondschilderingen van Michelangelo de belangrijkste trekpleister. Het zijn ware wereldwonderen die op dat afgeplatte tongewelf zijn aangebracht, al heeft de slechte restauratiekwaliteit veel van hun oorspronkelijke schoonheid prijsgegeven. Michelangelo moet zich voor zijn fresco's in onmogelijke bochten hebben gewrongen, hoog op die speciaal daarvoor ontworpen steiger. Lang ervan genieten kon men echter niet, want er was die onverbiddelijke, naargeestige stem uit de luidsprekers die in meerdere talen de bezoekers aanmaande om toch vooral door te lopen en stil te zijn. Een sfeerloos geheel dat al begon bij de tourniquets (om het toch nog een beetje religieus te houden: draaikruizen). Buiten het zicht bleven helaas de niet minder unieke wandtapijten met daarop geborduurd de Handelingen der Apostelen, een groots meesterwerk van Rafaël die het dankzij de weefgetouwen van de Brusselse tapijtwever Pieter van Edingen tot eeuwige roem heeft gebracht. In het boek 'De levens van Jan Six' wordt deze in de zestiende eeuw tot hoge bloei gekomen verf- en weeftechniek met zijn vele beoefenaren door Geert Mak tot in detail beschreven. De kapel (Cappella Sistina in onvervalst Italiaans), deel uitmakend van het paleiscomplex van Vaticaanstad, dateert al uit de vijftiende eeuw. Hij werd ontworpen door Baccio Pontelli en tussen 1475 en 1483 gebouwd door een van de grootste Italiaanse bouwmeesters: Giovanni di Dolce. Het is in deze hoogst inspirerende ruimte dat de kardinalen traditioneel een nieuwe paus kiezen en net zo lang van de buitenwereld verstoken blijven tot de uitroep "Habemus Papam" over het Piazza San Pietro kan weerklinken: "We hebben een Paus." Het hoort bij een kerkgeschiedenis die dankzij dit soort gebeurtenissen toch maar mooi actueel blijft. De Sixtijnse Kapel heeft zijn functie als pauselijke hofkapel door de eeuwen heen mogen behouden en hier vinden nog steeds belangrijke liturgische vieringen plaats. Het koor biedt daarvoor meer dan slechts vocaal decorum en moet gedurende diezelfde eeuwen in hoog aanzien hebben gestaan, want veel bekende componisten hebben er muziek voor geschreven. Het beroemdste stuk is misschien wel het 'Miserere mei, Deus' (Wees mij genadig, o God) van de Romeinse priester en componist Gregorio Allegri (1582-1652) die grote bewondering had voor zijn misschien nog beroemder voorganger Giovanni Pierluigi da Palestrina (1525-1594). Het moet daar, in de kapel, engelachtig hebben geklonken, door slechts een groep van vier en van vijf zangers. Misschien hebben ze tijdens het zingen wel heel devoot de handen gevouwen en de ogen opgeslagen naar dat bijna in schoonheid verdrinkende hemelplafond. De sacrale muziek zal er zeker toe hebben uitgenodigd. Bovendien zou het meer dan passend zijn geweest. Deutsche Grammophon, het 'gele label', had een nogal warme band met de cultuurdragers van het Vaticaan. In 2005 waren de Münchner Philharmoniker onder Christian Tielemann er te gast, onder het goedkeurend oog van de muzikale paus Benedictus XVI, de vroegere kardinaal Joseph Aloisius Ratzinger (hij speelde graag piano). Het jaar daarop was er het optreden van de Wiener Philharmoniker geleid door Leopold Hager met - heel toepasselijk - de Kroningsmis van Mozart. Het mocht wat kosten, met niet alleen solisten, maar ook met de Wiener Sängerknaben en de (mannen)koren van de kathedralen van Keulen en Speyer. In 2015 was het wederom Deutsche Grammophon die met een ware Vaticaan-primeur kwam: de eerste opname ooit in de Sixtijnse Kapel gemaakt. Nou ja, eerste opname. Een commerciële dan, want met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid moeten er in die kapel al opnamen zijn gemaakt, al waren die dan misschien uitsluitend voor intern gebruik. Ik moest denken aan een geheel andere opname, die van Alessandro Moreschi, veelal aangeduid als de 'laatste castraat van de Sixtijnse Kapel', die in 1902(!) een gelukkig bewaard gebleven fragment zong uit Rossini's 'Petite messe solennelle'. Onlangs verscheen dan de tweede cd in deze ongetwijfeld zich gestaag uitbreidende reeks, ditmaal met uitsluitend koorwerken van Palestrina. Er wordt keurig in de zestiende-eeuwse stemming gezongen, het komt sierlijk en verfijnd uit de luidsprekers, maar dat neemt helaas niet weg dat koordirigent Massimo Palombella de verkeerde keus heeft gemaakt door zowel de mis als de motetten een nogal ouderwetse bijsmaak te geven, alsof we zijn beland in de verheven pracht van de Engelse koortraditie uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, zoals die werd voorgestaan door dirigenten als George Guest en David Willcocks. De polyfone stemvoering spreekt wat dit betreft boekdelen. Alsof de historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk slechts een bescheiden steentje heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van de koormuziek vanaf de middeleeuwen en de renaissance. Vergelijk de stijl van het koor van de Sixtijnse Kapel met die van bijvoorbeeld het uiterst wendbare en 'authentiek' gestileerd zingende Stile Antico en u weet genoeg. Bij het zich op katholieke grondvesten bewegende koor van Palombella walmt de wierook je nog net niet tegemoet. Wat daarbij zeker niet bijdraagt is het laag dat duidelijk te lijden heeft van de ruimhartige en in dit opzicht juist daardoor meedogenloze kapelakoestiek. Microfoons zijn doorgaans meedogenlozer dan het menselijk gehoor. Wie klanktransparantie hoog op het verlanglijstje heeft staan moet sowieso echt elders zijn. index |
|