CD-recensie

 

© Aart van der Wal, september 2010

 

 

Paganini: 24 Capricci per violino solo op. 1.

Thomas Zehetmair (viool).

ECM New Series 2124 476 3318 • 68' •

www.ecmrecords.nl

 

 


Hoe goed moet je als violist zijn om deze capriccio's vlekkeloos te spelen? De vraag stellen is hem eigenlijk beantwoorden: dit is misschien wel muziek voor tussen de schuifdeuren, maar de violistiek moet van wereldformaat zijn om deze grillige miniaturen het aureool van absolute vrijheid en improvisatie mee te geven. Zonder voldoende techniek vaart niemand wel in de muziek en wie er niet voortdurend hard aan werkt en vijlt zal niet alleen zichzelf, maar ook de toehoorders teleurstellen. De muziek is in die zin hardvochtig dat zij de musicus, amateur en professional, voortdurend op de proef blijft stellen. Het is nooit klaar, gedaan, want altijd ligt daar die uitdaging om het (nog) beter te doen, de hindernissen te overwinnen.

 
  Niccolò Paganini

Welke indruk moet deze Grootmeester van de Viool op zijn tijdgenoten hebben gemaakt? In de negentiende eeuw, in het begin van de jaren dertig, tijdens een Duitse tournee van Niccolò Paganini was ook Franz Liszt onder de toehoorders. Hij schreef erover: "O Gott, was für Qualen, für Marter, für Elend in diesen vier Saiten!" Misschien zag Liszt vooral het pedagogische karakter van deze stukken, met als belangrijkste consequentie de ene na de andere moeilijkheid die de componist voor de instrumentalist in petto had. Aan de andere kant werd Paganini's spel gekenmerkt door zijn ongekende poëtische virtuositeit. Dat moet ver afgestaan hebben van het koude, 'objectieve' spel zoals we dat vandaag de dag veelal krijgen voorgeschoteld. Het soort technische handwerk dat in muzikaal opzicht niets bewijst en hooguit bewondering en respect afdwingt omdat het 'zo knap' is. Dat is dan bepaald anders dan het spel van Paganini zelf, dat - als we althans de berichten uit die tijd mogen geloven - zijn toehoorders bij de strot greep. De kleine man met de grootse klank, zo lenig op zijn instrument dat herhaaldelijk de term 'duivels' viel, hoewel niet in de laatste plaats door zijn voor velen nogal spookachtige verschijning. De klank uit zijn instrument moet ook groot zijn geweest, want hij bespeelde een Guarneri del Gesù, die de bijnaam 'Il Cannone', het kanon had. Verschijning en spel moeten diepe indruk hebben gemaakt, tot aan de grens van de hysterie, zoals dat ook bij Liszt, de 'Paganini van de piano' het geval was. Paganini's bezetenheid op het toneel, die het publiek in de ban sloeg, waar geen ontkomen aan was. Dan is er Fanny Mendelssohn-Hensel, die de violist typeerde met "de bewegingen van een aap en het uiterlijk van een waanzinnige moordenaar." Die beschrijving paste naadloos bij een van de vele legenden die over de violist in omloop waren: dat hij wegens de moord op zijn geliefde in de gevangenis had gezeten. Maar ook dat hij over bovennatuurlijke vaardigheden beschikte. Het schijnt dat Paganini dergelijke verhalen gebruikte om het mystieke van zijn muzikale persoonlijkheid te onderstrepen en zijn ster nog verder te doen stijgen.

Het lijkt tegenwoordig warempel een vies woord te zijn: virtuozendom. Alsof er soms geen echte show van gemaakt zou mogen worden. Een nogal kortzichtige opvatting, die trouwens ook door de componisten wordt gelogenstraft die zich intensief met deze muziek hebben beziggehouden. Wie kent niet de Paganini-variaties van bijvoorbeeld Brahms, Liszt, Rachmaninov en Lutoslawski, geënt op de capriccio nr. 24? Maar van menig pianostuk van Liszt kan min of meer hetzelfde worden gezegd, want ook daarin staan virtuoos vertoon en expressieve uitbundigheid centraal. Neem de twaalfde caprice, een van de echt allermoeilijkste van de reeks, die door vrijwel geen violist volmaakt puur kan worden gespeeld. Dan is er nr. 11, een caprice die het in het presto-gedeelte van niets anders dan uiterlijke brille moet hebben. Zehetmair speelt deze stukken zoals misschien wel Paganini, maar in ieder geval althans wat mij betreft zoals Paganini het bedoeld moet hebben. Op het scherpst van de snede, soms net over de grens van het haalbare, maar met een vrijheid (de arpeggio's in de eerste caprice!) die de muziek in vuur en vlam zet. De opname (Propstei St. Gerold, december 2007) is prachtig geslaagd, met net dat beetje galm dat de viool van Zehetmair in een bijzondere gloed zet.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links