CD-recensie
© Aart van der Wal, februari 2023 |
De Noorse componist, organist en muziekrecensent Arne Nordheim (1931-2010) voltooide in 1979 de balletsuite The Tempest. Het stuk ging op 3 mei van dat jaar in première bij de Schwetzinger Festspiele. Nordheim is overigens in ons land geen onbekende: zo voerde het Concertgebouworkest in 1988 zijn kort daarvoor voltooide orkestwerk Magma uit ter gelegenheid van het 100-jarig jubileum van het orkest. Ook de in 1977 gecomponeerde balletmuziek Ariadne wasin ons land te horen. The Tempest geschreven voor orkest, elektronica, sopraan en bariton, grijpt uiteraard terug op het gelijknamige toneelstuk van die beroemde Engelse bard: William Shakespeare, een van de vele toneelwerken die menige componist tot in zijn diepste vezels als inspiratiebron dienden en zelfs nog dienen (met inmiddels in de voorste gelederen Thomas Adès). Het heeft schitterende muziek opgeleverd in de meest uiteenlopende genres: piano, lied, orkest, ballet, film, enz. Zonder op volledigheid te bogen is de lijst van componisten die The Tempest als inspiratiebron kozen, al behoorlijk lang, met in alfabetische volgorde Thomas Arne, Arthur Bliss, Ludwig van Beethoven, Matthew Locke, Jean Sibelius, Arthur Sullivan en Pjotr Iljitsj Tsjaikovski. Adès en Nordheim noemde ik reeds.
Nordheims The Tempest wordt gedomineerd door consonantie, ingegeven door zijn terugkeer in de eerste helft van de jaren zeventig naar de zo vertrouwde tonaliteit en zijn sterk toegenomen voorkeur voor melodieuze stromen en duidelijke ankerpunten. Toch is wat The Tempest betreft het overheersende beeld dat van een tijdloos verzinken in een idioom dat zich niet of nauwelijks goed onder woorden laat brengen of vatten. Al worden de grondlagen gevormd door in wezen vrij simpel en strikt helder toonmateriaall, al wordt dat wel met meesterhand onderworpen aan verschillende in elkaar overlopende constructivistische schemata die ieder op zich een luisterrijke puurheid oproepen. Of, zoals dirigent Edward Gardner het uitdrukte: een proces dat ons in een ‘prachtige, verleidende wereld brengt, muziek die is vervuld van een gloed die alleen van Nordheim kan stammen.' Het werk klinkt als een destillatie van een reeds gedestilleerde kijk op de wereld van Shakespeare. Om Gardner nogmaals te citeren: ‘als een reeks ansichtkaarten van gemoedstoestanden die enorm veel van ons vragen, individueel en collectief als orkest.' Waaraan ik nog zou willen toevoegen: en wordt gevraagd van iedere choreograaf en ieder balletgezelschap die zich eraan willen wagen. Dat het wel degelijk balletmuziek is blijkt uit de hechte samenwerking tussen Nordheim en choreograaf Glen Tetley. Gaandeweg begon Nordheim hij het concept meer en meer te beschouwen als een ‘tijdmachine' die allen als het ware voort deed stuwen (‘like Prospero his universe.') Om het beeld nog iets scherper te krijgen: tijd is in Shakespeares The Tempest nauwkeurig omlijnd: het is de werkelijke tijd zoals die door de toeschouwer op dat moment wordt ervaren. Daarmee is The Tempest wat dit betreft afwijkend van zijn overige toneelwerk. De titel is ontleend aan de toverkrachten van Prospero, de hertog van Milaan en de protagonist in het stuk, die daardoor een enorme storm weet te ontketenen (een synopsis van het verhaal zult u ongetwijfeld op het internet weten te vinden). Het filharmonisch orkest van Bergen speelde het werk onder Edward Gardner tijdens het Bergen Festival (Festspillene I Bergen) 2021 om het kort daarna op te nemen in de Grieghallen in Bergen. Tijdens het Festival stonden de schijnwerpers mede gericht op Arne Nordheim, bij welke gelegenheid diens negentigste geboortejaar werd herdacht, met op het programma van het slotconcert op 9 juni de The Tempest, in een combinatie van film en live-muziek. De beide vocale solisten waren evenwel niet dezelfde als op dit nieuwe album: Sarah Derendinger en Johannes Weisser versus Beate Mordal en Jeremy Carpenter op dit album. Waarom Gardner voor deze opname tot een andere keuze kwam vertelt het verhaal niet, maar op hun (veelal) onverstaanbare inbreng (door de componist wel zo bedoeld!) valt niets aan te merken (mooi zingen is trouwens geen 'issue' hier). Het sublieme orkestspel maakt diepe indruk, alsook de wijze waarop Gardner deze uiterst complexe partituur kleur en fleur heeft gegeven. Ook de opname is voortreffelijk. Wel is vijftig minuten tegenwoordig erg karig voor een cd. index |
|