CD-recensie
© Aart van der Wal, april 2023 |
De Franse componist Tristan Murail (1947) staat ook bekend als spectralist: conform de leerstellingen van de 'école spectrale'. In de goed gekozen woorden van collega Maarten Brandt: 'het analyseren van de mogelijkheden van de akoestisch-instrumentale muziek vanuit het oogpunt van het frequentiespectrum van de geluiden die deze muziek voortbrengt. Dit met als doel om - in dit geval dus letterlijk - het klankspectrum te verbreden. Bij deze operatie wordt niet alleen het gebruik van microtoonsafstanden betrokken'. Kortom de kunst om de frequentiespectra conceptueel deel te laten uitmaken van het muzikale vocabulaire. Het lijkt op het eerste gezicht nogal dorre kost, maar wat deze muziek tot in grote golven uitstraalt is . sensualiteit. In ons land is de muziek van Murail, hoewel niet in overvloed aanwezig, toch ook weer geen witte raaf, al moet ik tamelijk ver in het geheugen teruggaan voor een omvangrijk werk van hem op ons concertpodium verscheen: dat was op 28 april 2010 in het Amsterdamse Concertgebouw, toen daar de wereldpremière werd gegeven van zijn Les Sept Paroles door het Radio Filharmonisch Orkest en het Groot Omroepkoor onder leiding van Marin Alsop. Toen ging ook Murails Pianoconcert, in de even succesvolle AAA-serie van het Koninklijk Concertgebouworkest. En Portulan? Daarover ontfermde zich het Nieuw Ensemble onder Ed Spanjaard, in 2011 in het Muziekgebouw. Twee deeltjes uit de cyclus schreef Murail speciaal in opdracht van dit ensemble, dat mede dankzij de 'inspanningen' van Halbe Zijlstra (we horen niks meer van de man, na zijn escpade) is wegbezuinigd en in december zijn laatste concert geeft. De aangerichte ravage heeft maar geen einde en wat doelbewust ten gronde is gericht komt nooit meer terug. Het is zowel ondoenlijk als onjuist om Murail in een bepaald hokje te duwen of hem een of ander etiket op te plakken, want daarvoor is zijn muziek veel te kameleontisch. Als er al een consistente eigenschap in te ontdekken valt, dan is het wel de fantasierijke klankesthetiek die bij hem in hoog vaandel staat. Het is muziek van een sterk caleidoscopische signatuur waarin geen enkele voorganger letterlijk of besmuikt wordt geciteerd, maar waarin wel flarden van dat zo rijke verleden doorheen zijn geweven. We horen dus niemand concreet 'voorbijkomen', maar wel horen we de vage reminiscenties aan Franse nieuwlichters als Messiaen en Debussy, terwijl - het ligt voor de hand, maar toch - de extravagante veelkleurigheid eveneens sterk aan een Varèse of Skrjabin doet denken. Maar het is Murail en niets anders dan Murail.
Niet alleen zijn grote werken, maar ook zijn kamermuziek ademt een soortgelijke sfeer, fijnzinnig, geraffineerd, soms zelfs geparfumeerd (maar zonder de associatie met het 'wufte'), in een bonte kleurenpracht die het niet toelaat om daarover een saaie verhandeling neer te pennen. Het is muziek die beluisterd wil worden. En evenals zijn collega's Hugues Dufourt (1943), Philippe Hurel (1955), Gérard Grisey (1946-1998), Jonathan Harvey (1939-2012), Kaija Saariaho (1952) en Luc Brewaeys (1959) is het spectrale element een wezenlijk ingrediënt, wordt door Murail consequent toegepast, maar is ook bij hem geen wet van Meden en Perzen. Het is eraan af te horen dat Murail jarenlang intensief heeft geëxperimenteerd met computersimulaties ten behoeve van het compositieproces, louter en alleen om grip te krijgen op het uitermate complexe fenomeen van de frequentieberekeningen. Pierre Boulez (1925-2016 en Karlheinz Stockhausen (1928-2007) hebben zich er al in de jaren zestig een naam mee verworven (en voor sommigen weer door verloren). De componist in de rol van akoesticus? Ja, het kan. Murails Portulan-cyclus begon al in 1998 en kan gezien worden als een 'project-in-progress', waaraan steeds nieuwe deeltjes worden toegevoegd. Daardoor zijn er zeker raakvlakken met wat ooit bij Boulez als diens 'work-in-progress' gold. Portulan, de titel van de cyclus, is afkomstig van de met de hand getekende en ingekleurde dertiende-eeuwse zeekaart, de portolaan, die veelal werd gebruikt door de Middellandse Zee vaarders. De metafoor is daarmee duidelijk: Murail maakt een reis en wil ons die laten meebeleven. Waaraan nog kan worden toegevoegd dat die kaarten wat betreft de weergegeven kustlijnen, havens en herkenningspunten langs de kust zeer nauwkeurig waren, toen een absolute voorwaarde voor veilig navigeren. Zo ook Murails Portulan, die eveneens uit 'herkenningspunten' bestaat, hoewel die zich niet direct (maar wel navoelbaar!) aan de toehoorder openbaren. Het is eerder een specimen van Murails eigen belevingswereld die hij in muziek heeft gedompeld, waaronder plekken waar hij ooit heeft gewoond (Seven Lakes Drive en Garrigue, respectievelijk track 1 en 5 op deze cd). Maar er is meer aan de orde. Zelf beschrijft Murail de cyclus als 'een soort autobiografie door middel van metaforen, in die zin dat ieder stuk op iets betrekking heeft dat voor mij een bijzondere betekenis heeft gekregen: een plaats, reis, leeservaring of esthetische ervaring'. Hoe het ook individueel wordt ervaren, dit is muziek die ertoe doet en dat is precies wat het Ensemble Cairn zo duidelijk maakt als glas. Wie in dit uitermate kleurrijke, maar complexe labyrint de weg weet, heeft veel te zeggen. En dan ook nog in een opname om de vingers bij af te likken. Très bien! index |
|