CD-recensie
© Aart van der Wal, mei 2019 |
Johann Georg Leopold Mozart, de vader van Wolfgang Amadeus, was geen Oostenrijker, zoals vaak wordt aangenomen, maar een Duitser: hij werd geboren in Augsburg en daar op 14 november 1719 gedoopt. Hij overleed wel in Oostenrijk, in Salzburg, op 28 mei 1787, 68 jaar oud.
Deze katholiek opgevoede zoon van een eenvoudige boekbinder en zijn vrouw Anna Maria leek voorbestemd voor het priesterambt en inderdaad volgde hij in zijn jonge jaren eerst een schoolopleiding op het plaatselijk jezuïetencollege. Hij bleef echter niet in Augsburg. Na de dood van zijn vader in 1737 vertrok Leopold naar Salzburg om daar aan de door benedictijnen gerunde universiteit filosofie en rechten te gaan studeren. Dat ging echter bepaald niet van een leien dakje. Niet dat zijn intelligentie tekort zou zijn geschoten, maar zijn goede voornemens werden al in de kiem gesmoord door aanhoudend geldgebrek, maar ook zijn rebellie maakte dat er vroegtijdig een einde kwam aan dit academische avontuur. Dat hij tussen de bedrijven door zich echter ook verder in de muziek had bekwaamd blijkt wel uit zijn aanstelling in 1740, toen hij zowel persoonlijke kamerdienaar als hofmusicus werd van graaf Thurn und Valsassina in Salzburg. Dat moet een prestigieuze positie zijn geweest, want deze edelman mocht zich tot de Oostenrijkse, zeer invloedrijke hoogadel rekenen. Het was ook in die tijd dat Leopold zijn eerste, althans overgeleverde composities schreef. Leopold moet aan het hof in iede geval heel wat leergieriger, ijveriger en gehoorzamer zijn geweest dan aan de universiteit, want nauwelijks drie jaar na zijn aantreden werd hij benoemd tot violist bij de hofkapel van de aartsbisschop van Salzburg. Daarmee leek Leopolds kostje wel gekocht te zijn. Bovendien betekende een vast inkomen dat hij zonder financiële beslommeringen vrij kon componeren, een voorrecht dat veel componisten in de zeventiende en achttiende eeuw ten deel viel (zoals Joseph Haydn, die in dienst was van de vorstelijke Esterházy's). Pas met de komst van Beethoven in Wenen zou dat beeld drastisch gaan kantelen em werd de kunstenaar pas echt 'vrijgevochten'. In 1757 volgde een nieuwe benoeming: ditmaal als hofcomponist, in 1763 gevolgd door die van tweede (hof)kapelmeester. Daar bleef het bij: tot eerste kapelmeester is het nooit gekomen. Maar componeren kon hij: er vloeide onder meer een groot aantal divertimenti, cassaties, concerten, symfonieën, cantates, oratoria en liederen uit zijn pen. Daarnaast was er zijn wel heel bijzondere voorliefde voor de toepassing van allerlei originele effecten: zo maakten belletjes, zwepen, hakkeborden en zelfs echte doedelzakken deel uit van Leopolds instrumentale vocabulaire. Een jaar vóór zijn aanstelling als hofcomponist verscheen het boek dat ook vandaag nog vaak door muziekwetenschappers en musici wordt geraadpleegd: 'Versuch einer gründlichen Violinschule'. Het boek bleek bovenal een fascinerende bron voor de historiserende uitvoeringspraktijk anno nu. Het verscheen voor het eerst in 1756 in Augsburg, Leopolds geboortestad, later gevolgd door meerdere aangepaste drukken ('vermehrte Auflagen'). De verschillende edities kunnen overigens gratis worden gedownload van de bekende site van Petrucci (klik hier).
Het boekwerk van ruim 200 bladzijden verscheen in meerdere talen, ook in de Nederlandse: 'Grondig onderwijs in het behandelen van de viool', in 1766 uitgegeven door het vooraanstaande uitgevershuis van Joannes Enschede. Het was, ingenaaid en gehuld in een leren band, toen al een behoorlijk prijzige uitgave: zeven harde guldens moesten er voor worden neergeteld. En dan nog op gewoon papier gedrukt, want op het beste 'mediaanpapier' en voorzien van een goudstempel op de (leren) rug kostte het boek zelfs negen guldens. Vandaar dat er slechts een bescheiden aantal exemplaren van werd verkocht. Leopold Mozart, musicus, componist, muziektheoreticus en vader van de later beroemdste aller componisten: Wolfgang Amadeus (of Amadé), geboren in 1756 uit het huwelijk in 1747 tussen Leopold en Anna Maria Pertl. Er kwamen zeven kinderen, waarvan er vijf vrij vroeg al overleden. Alleen Maria Anna (de muzikaal eveneens zeer getalenteerde 'Nannerl', geboren in 1751) en Wolfgang zouden hun ouders overleven. Een soortgelijk lot zou Wolfgang en Constanze later eveneens treffen: slechts twee van hun zes kinderen overleefden als kind.
Natuurlijk herkende Leopold de muzikale talenten van Nannerl en Wolfgang en het lag voor de hand om die zo goed mogelijk te exploreren. Het lijkt in dit verband zelfs niet overdreven om te stellen dat Leopold een van de eerste, misschien zelfs wel de eerste muzikale opvoeder én impresario was! Talrijke concertreizen kriskras door Europa waren het gevolg, ze moesten vooral aan de vele hoven hun muzikale kunstjes vertonen en dan hopelijk tegen een ruime beloning, wat niet altijd het geval was: ach, wat had je aan een pronkstuk in plaats van contant geld? Al wist Leopold een zilveren snuifdoos of een gouden ketting als volleerd zakenman wel tegen een goede prijs te verhandelen... In 1778 overleed Maria Anna in Parijs, na een kort ziekbed. Sinds die tijd boterde het niet meer tussen vader en zoon. Sterker nog, Leopold kon zelfs de naam van Amadeus niet meer over zijn lippen krijgen, hem verwijtend dat de jonge componist door zijn wispelturigheid en losse levensstijl had bijgedragen aan haar verdriet en haar vroegtijdige dood. Er was nauwelijks nog persoonlijk contact tussen vader en zoon. Kwaad bloed bij Leopold zette ook Wolfgangs omgang met de negentienjarige Constanze Weber. Ze trouwden in Wenen op 4 August 1782, tegen de zin van Leopold (welk een speling van het lot later: zowel Leopold als Constanze ligt begraven onder dezelfde steen op het kerkhof Sankt-Sebastian in Salzburg.)
De relatie tussen vader, zoon en Constanze bleef ook na het huwelijk ronduit slecht. Het kwam echter toch nog eenmaal tot Leopolds bezoek aan zijn zoon, in 1785 in Wenen. Er viel echter wat Leopold betreft maar weinig te roemen: Wolfgangs muzikale ontwikkeling stelde hem diep teleur en hij moest niets hebben van diens uitbundige leefstijl. Leopold moet in Wenen wel het grote succes van Wolfgang als componist en uitvoerend musicus hebben aanschouwd, maar zich ook hebben geërgerd aan diens verkwistende levenswijze, nog in de hand gewerkt door Constanze, met wie het al evenmin boterde. Mozarts laatste brief aan zijn (dan ernstig zieke) vader is gedateerd 4 april 1787 en geschreven in Wenen. De milde toonzetting past bij het beeld van verzoening:
Natuurlijk is er geen ontkomen aan: de muziek van Leopold Mozart kan niet anders dan in de schaduw van die van de zo rijk getalenteerde, geniale zoon staan. De consequentie daarvan is even helder: zij wordt niet of nauwelijks (nog) uitgevoerd. In het verlengde daarvan is er het gebrek aan oorspronkelijkheid dat hem als componist vaak wordt toegedicht, verwijzende naar de vele Italiaanse, Duitse en ook Weense invloeden in zijn muziek. Gemakshalve ziet men dan de originele invallen over het hoofd die er wel degelijk in Leopolds muziek zijn. En dan heb ik het niet over belletjes, doedelzakken en hakkenborden en al evenmin over die 'Musikalische Schlittenfahrt', het Trompetconcert of die Cassatio waaruit Haydn zou hebben geciteerd en later vooral bekend werd als de 'Kindersymfonie' of 'Spielzeugsymphonie' die . helemaal niet door Haydn is gecomponeerd, maar door de benedictijner monnik Edmund Angerer (1740-1794) rond 1770 als 'Berchtoldsgaden Musick' in Tirol gepubliceerd en speciaal gezet voor (toen zeer in zwang zijnde) speelgoedinstrumenten. Wolfgang had zeker veel respect zijn vader, hij toonde dat ook en had een hoge dunk van diens composities, waarvan hij er in Wenen meerdere ter uitvoering bracht. Dat de muziek van Leopold desondanks geen al te grote reputatie genoot blijkt onder meer uit het simpele feit dat van Mozarts bondige Missa Brevis in G maar liefst 26 afschriften zijn overgeleverd en van Leopolds groot aangelegde Missa Solemnis slechts twee. Wie echter de receptiegeschiedenis verder achter zich laat en zich alleen bezighoudt met deze Missa Solemnis komt wellicht met mij tot de conclusie dat Leopold wel degelijk een imposant geloofswerk heeft geschapen dat het zonder meer waard is om regelmatig te worden uitgevoerd. Ook al worden er de verschillende stijlen in herkend die ons - vooral ingegeven door het riante uitzicht op de muziekgeschiedenis - zo bekend, in casu vertrouwd geworden zijn. Het zeventiendelige werk wordt door de Bayerische Kammerphilharmonie, de vier solisten en het projectkoor (Das Vokalprojekt) met veel grandeur en groot engagement uitgevoerd en is door de Beierse omroep voortreffelijk opgenomen. Aldus is een album ontstaan dat wat mij betreft als een belangrijke aanwinst kan worden beschouwd en tevens als herinnering in klank kan dienen aan driehonderd jaar Leopold Mozart. index |
|