CD-recensie

 

© Aart van der Wal, december 2022

Wolfgang Amadeus Mozart - Sonatas for four hands

Mozart: Pianosonate in Bes, KV 358 - in F, KV 497 - in C, KV 521

Thomas Beijer en Nicolas van Poucke (piano)
TRPTK TTK0086 • 67' •
Opname: 10-11 dec. 2021, Westvest90, Schiedam

   

Dat dit album niet de Pianosonate KV 448 bevat is, afgezien van de tijdsduur die deze sacd toestaat, het simpele feit dat het expliciet is gecomponeerd voor twee piano's. Als het wel ongetwijfeld Mozarts meest bekend geworden sonate in het genre, veelvuldig uitgevoerd en opgenomen, en bovendien niet door de minsten.

In het boekje is geen toelichting op de uitgevoerde werken opgenomen maar is voor de verandering gekozen voor een ‘screenplay' in twee bedrijven, met in de hoofdrol de beide musici (ze schreven zelf de tekst). Leuk gevonden, dat wel, ludiek zelfs, enigszins in kwajejongenstijl, dat wel, maar het bijdraagt niet bij aan een goed of beter begrip van deze drie sonates.

Dit verder ter zijde schuivend hebben we te maken met flonkerend spel van twee uitmuntende musici, behorend tot de fine fleur van het vaderlandse pianistendom: Thomas Beijer en Nicolas van Poucke hebben wat dit betreft hun sporen bepaald wel verdiend en mogen zich zonder enige gêne onder andere ‘toppers' scharen, zoals de beide broers Jussen, Hannes Minnaar, Ronald Brautigam, Hans Eijsackers, Daria van den Bercken, Paolo Giacometti en Jan-Willem Rozenboom.

Dat zij zich aan deze sonates hebben gewijd mag prijzenswaardig heten, want nog steeds – en dat geldt voor verreweg het grootste deel van Mozarts piano-oeuvre – worden ze wat ongemakkelijk afgezet tegen wat er al vrij kort na zijn dood op zou volgen: de sonates van Beethoven, die van nature kleurrijker, meer evocatief maar ook virtuozer zijn. Wat dit betreft spelen de sonates van Mozart evenals die van Haydn zich , althans daarmee vergeleken, in de achterhoede af. Zeker, ze worden op menig concertprogramma gezet, maar dan wel mondjesmaat, en dan nog hooguit één of twee sonates (ze mogen dan meestal als openingsstuk fungeren). Waarbij het ook opvalt dat pianisten er een handje van hebben om alleen de ‘krenten uit de pap' te kiezen, waardoor het publiek verstoken blijft van de veelzijdigheid van Mozarts pianocomposities. Zelf opgelegde censuur: een vreemd verschijnsel in het concertbedrijf.

Beijer en Van Poucke hadden het met TRPTK en producer Brendon Heinst (hij zorgde tevens voor de fraaie foto's en het artwork) niet beter kunnen treffen, maar ook de opnamelocatie bood uitgelezen kansen om dit pianospel in een zo fraai mooi licht te plaatsen. De Westvestkerk in Schiedam is niet voor niets een zeer gewilde opnamelocatie. Maar ook voor concerten is het een belangrijk oord geworden, nadat de kerkdiensten het onderspit hadden moesten delven, een lot overigens dat veel kerken in ons land beschoren is.

We hebben er geen flauw idee van wat Mozart van ons spel, bijna 250 jaar later, zou mogen verwachten, maar het lijkt minstens een redelijke veronderstelling dat stijl en inhoud elkaar niet in de weg mogen zitten en dat een zekere mate van durf (wat iets anders is dan overmoed) deze muziek alleen maar ten goede kan komen. Durf die ver afstaat van een schoolse manier van interpreteren en het goede evenwicht moet worden gevonden tussen expressieve sensitiviteit en ‘klassieke' vormgeving van deze partituren. Helder, maar niet te licht, scherp omlijnd maar niet overdreven gedetailleerd (een veel voorkomend euvel in de interpretatie van Mozarts sonates, vind ik). Dan valt nog niet alles goed op zijn plek, maar de kans daartoe is wel aanzienlijk toegenomen. Er zijn nog twee belangrijke factoren in het spel: frasering en tempo. Het eerste vraagt om een verbeeldingsvolle benadering, het tweede om inzicht in zowel structuur als werkingssfeer. Om even bij dat tempo stil te staan: een zekere mate van vrijheid is in deze muziek (maar geldt dat niet voor de meeste muziek?) absoluut onmisbaar. Is het hoofdtempo eenmaal gekozen (en de beide heren laten ook in dit opzicht geen wens onvervuld), dan dienen daarvan afgeleide tempowisselingen de interpretatieve finesse. Ook dit blijkt hier in de best denkbare handen.

Vier handen die pianistisch mede werden gevormd door Jan Wijn, aan wie Beijer (tevens onder meer auteur, cartoonist en tekenaar) kort na het overlijden van zijn zo belangrijke mentor een ontroerend herdenkingsartikel wijdde (klik hier).
Of Wijn ze dat heeft geleerd weet ik niet, maar wie hen ziet en hoort krijgt sterk de indruk van een ‘vrijgevochten' (van wie of wat moet ik in het midden laten) duo dat zich ten doel heeft gesteld de muziek toch vooral te laten opbloeien, haar een pulserend léven te schenken, daarbij bovendien het avontuur te zoeken (zelfs als het, met de partituur in de hand, niet meer dan schijn blijkt te zijn). Als duo (Beijer rechts, Van Poucke links) – het blijkt uit dit album en uit hun live-concerten – vertrouwen ze blindelings op elkaar, durven de muziek zonder handschoenen aan te pakken, werken sterk op elkaar in en weten er een zowel gloedvol als subtiel klankfeest van te maken. En dan te bedenken dat het een gelegenheidsduo betreft waarvan je al bij voorbaat geen al te hooggestemde verwachtingen zou mogen hebben. Dat de lat evenwel zo hoog mag worden gelegd zegt feitelijk alles over hun spel.

Toevallig luisterde ik onlangs (dit nieuwe album had ik toen nog niet in huis) naar een ander en eveneens gelegenheidsduo: Benjamin Britten en Svjatoslav Richter in Mozarts KV 521, een live-opname uit 1966 in het kader van het Aldeburgh Festival. Ik was er zeker van onder de indruk, maar het zéér geacheveerde spel had ook iets van een gekunstelde precisie die de muziek feitelijk daardoor geen dienst bewees. En dat viel des te meer op nadat ik het duo Beijer-Van Poucke had beluisterd.

De door het vaderlandse label TRPTK nagestreefde opnamekwaliteit hoeft eigenlijk geen introductie meer: ik ken geen opname met het stempel van dit ‘huis' die niet diepe indruk maakt, onverschillig in stereo- of in surround-modus. De techniek staat geheel en al ten dienste van de muziek, wat uit de luidsprekers komt is zo helder als glas (sommigen zullen dit wellicht als nadeel ervaren, afhankelijk van de gebruikte weergave-apparatuur), met een sonoriteit om ‘U' (met hoofdletter!) tegen te zeggen (DSD 11.2 MHz 1 bit, mastering PCM 705.6kHz 64 bit). Opnieuw dus een bijzonder goed geslaagde productie die zowel muzikaal als technisch hoog scoort. Waarbij ik ook de naam van de pianotechnicus, Martijn van Dijk, hier niet onvermeld wil laten want de klank van de Steinway is in één woord voortreffelijk. Jammer alleen dat de sacd geen trackinformatie biedt. Dat kan tegenwoordig eigenlijk niet meer.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links