CD-recensie
© Aart van der Wal, juni 2022 |
Ik heb een zwak voor het pianospel van See Siang Wong, de Nederlandse pianist die in Zwitserland woont en doceert, en kan bogen op een platencontract met RCA/Sony. Nog niet zo lang geleden besprak ik op deze site zijn Beethoven Trilogy 1 en 2, waarvan toen al opviel dat zijn pianistiek tot in de kleinste puntjes is verzorgd en dat hij in alom bekend repertoire toch een visie weet neer te zetten die niet alleen overtuigt maar ook aanspoort tot herhaald beluisteren.
Wie zich in de studio als musicus aan Beethoven of Mozart waagt, doet dat in het besef dat de concurrentie hevig is. Niet alleen van tijdgenoten, maar ook van zovele voorgangers. Dat jonge violisten, pianisten, enz. het desondanks toch aandurven (en in een opname meestal veel eigen geld moeten steken) is en blijft een interessant gegeven. Wat bij de appreciatie (of perceptie) van een dergelijke nieuwe uitvoering op cd mede een rol speelt is het wel of niet aanwezige historische besef, de geestelijke bagage zogezegd. In het eerste geval heeft diegene minstens enige kennis van de meest sublieme uitvoeringen uit het (misschien zelfs wel verre) verleden; terwijl in het tweede geval men er neutraal tegenover staat, immer niet belast maar evenmin gezegend met die historische kennis. Voor die categorie ligt het aanschaffen of streamen van de 'nieuwste' opname tamelijk voor de hand. Terzijde: ik herinner me nog de jaren tachtig, toen veel liefhebbers alleen een cd aanschaften met daarop de aanduiding DDD, en dat ADD al 'moeilijk lag'; en AAD nóg moeilijker. Het kon in hun ogen toen niet 'nieuw' genoeg zijn. Die tijd ligt inmiddels gelukkig ver achter ons: talloze, goed ingevoerde muziekliefhebbers genieten met volle teugen van van oude(re), zelfs historische opnamen. Als ik zo'n zestig jaar terugga in de tijd zie ik de aanschaf nog voor mij van het luxueuze Philips-klapalbum in de 'Deluxe' serie, met Mozarts Pianoconcerten KV 466 en KV 491, met Clara Haskil, en het Lamoureux-orkest onder leiding van Igor Markevitch. Een toen en nog steeds in mijn oren op alle denkbare fronten superieure uitvoering, onovertroffen in termen van eenvoud (niets maar dan ook niets klinkt opgesmukt), helderheid, articulatie, zuiverheid en precisie. Het is slechts een voorbeeld uit vele, want vrijwel geen opname van haar die niet aantoont dat zij als het ware in een directe relatie tot de componist lijkt te staan, al weet ik natuurlijk ook wel dat het meer gevoel dan feit is. Maar zo sterk was haar muzikale overtuigingskracht wel. Toen ze, toch al ziek en broos, op 7 december 1960, precies een maand vóór haar 65ste verjaardag, op de trappen van het Brusselse Centraal Station ten val kwam en kort daarna overleed, was de muziekwereld in shock. Dat dit verlies zo hard aankwam besefte ik pas veel later, toen die zo bijzondere kunst van deze Roemeense pianiste voor het eerst, als twintigjarige, op mijn pad kwam.
En steeds, als KV 466 en KV 491 op mijn draaitafel belanden, is het Haskil die zich met haar spel - misschien om onverklaarbare redenen - in mijn oren nestelt, een strikt helder baken in een zee van licht. Zoals ook haar landgenoot Dinu Lipatti (1917-1950) - en misschien wel om diezelfde onverklaarbare reden - in mijn beleving nooit ver weg is. Terwijl, als ik in een gewoon gesprek over muziek hun beider namen noem, er vrijwel niemand is van de jongere generatie die ook maar een blijk van herkenning geeft. De machtige afgoden van vroeger zijn door het rad van de geschiedenis min of meer vermalen, de talloze successen in hun tijd ten spijt. Wat is gebleven zijn de geluids- of beeldopnamen. Die hebben we tenminste! Een lange, voor sommigen misschien overbodige inleiding op de weg naar deze bespreking van deze uitvoering van KV 466 en KV 491 door See Siang Wong met, volgens de hoes, de 'South West German Philharmonic', de aparte Engelse naamgeving voor een Duits orkest dat opereert onder de naam Südwestdeutsche Philharmonie Konstanz (dat niets van doen heeft met het orkest van de SWR ofwel de Südwest Rundfunk) en in de beide Mozart-concerten uitstekend presteert. De geschiedenis van het orkest gaat terug naar 1932, toen het als 'Theater und Konzertorchester' werd opgericht en in de loop van de geschiedenis verschillende naamwisselingen heeft ondergaan: achtereenvolgens 'Städtisches Orchester Konstanz', 'Bodensee-Symphonie-Orchester' en dan ten slotte 'Südwestdeutsche Philharmonie Konstanz'. Natuurlijk, het ligt voor de hand, de combinatie van deze beide mineur-concerten, maar wie een nieuwe opname van beide werken zoekt zal in deze vertolkingen zeker niet worden teleurgesteld. Daarvoor zijn meerdere redenen aan te voeren, te beginnen bij het uitvoeringsniveau dat, wat het spel van See Siang Wong betreft, net zo intelligent en verzorgd is als dat in zijn reeds genoemde Beethoven-vertolkingen. Hij heeft het juiste gevoel voor vormstructuur, zoekt het binnen het gegeven discours in expressieve proportionaliteit, profileert het ravissante wisselspel tussen licht en donker (bij Mozart is het nooit zomaar mineur of majeur!) zowel qua frasering als articulatie scherpt waar nodig binnen de klassieke kaders de dynamische contouren feilloos aan. Zijn flexibele aanpak suggereert het intuïtieve karakter van zijn spel, wat het geheel tot een echt boeiende belevenis maakt. Voorts zijn er de cadensen (in beide concerten liet de componist die voor zover bekend achterwege) die beduidend afwijken van wat we meestal traditioneel horen, met in KV 466 die van Johann Nepomuk Hummel (1778-1837), in de Romance door de pianist bovendien zelf fijnmazig uitgewerkt. In KV 491 koos See Siang Wong voor de cadensen van Philipp Karl Hoffmann (1769-1842). In het boekje licht de pianist toe dat hij de voorkeur gaf aan cadensen van Mozarts jongere tijdgenoten. Hummel was een vroegere leerling van Mozart en bewerkte vrijwel alle pianoconcerten van zijn meester voor kamerensemble, terwijl de cadensen van Hoffmann voor zover ik heb kunnen nagaan nog niet eerder op cd zijn uitgekomen. Dan last but not least de derde reden: het door See Siang Wong schitterend gespeelde Adagio in de (voor Mozart) 'vreemde' toonsoort b-klein. Dramatisch geladen, pulserend, dissonerend en geïnterpreteerd in de sfeer van een broeierig lamento is, zeker in deze interpretatie, dit bijna elf minuten durende stuk de duidelijke weerspiegeling van een getormenteerde muzikale ziel. In het boekje wordt geen duidelijkheid geschapen omtrent de karakteristiek van deze opnamen: wat is live, wat niet? Het staat er in ieder geval niet duidelijk en dus moet ik het vooralsnog maar in het midden laten. Als de pianist mij hierover nog nadere informatie kan verstrekken, dan graag*. En Clara Haskil? Haar spel is en blijft, evenals dat van bijvoorbeeld de Hongaarse Annie Fischer (1914-1995), onvergetelijk. Dat kan niet genoeg onder de aandacht worden gebracht. ______________ index |
|