CD-recensie
© Aart van der Wal, mei 2021 |
Het is allang geen onbekend fenomeen: orkestleden, en dan met name die van de eerste lessenaars, die naast hun orkestloopbaan een solocarrière nastreven. Wat de Berliner Philharmoniker betreft noem ik slechts drie saillante voorbeelden: de hoboïst Albrecht Mayer, de klarinettist Andreas Ottensamer en de fluitist Emmanuel Pahud. Ze behoren tevens tot de vele musici die ook door andere orkesten en ensembles graag worden geëngageerd. Mayer is bovendien een musicus met een voorliefde voor nog (vrijwel) onbetreden paden, zoals bijvoorbeeld blijkt uit zijn album Lost and Found, eveneens uitgebracht door Deutsche Grammophon, toen (2015) met de Kammerakademie Potsdam. Mayer speelde in de zomer van het vorig jaar in de evangelische kerk in het Duitse Thedinghausen samen met de Deutsche Kammerphilharmonie en toetsenist Vital Julian Frey een cd vol met arrangementen van uitsluitend werken van Mozart. Het resultaat mag even voorspelbaar als verrassend heten: we horen sublieme interpretaties die bovendien inhoudelijk bijzonder mogen worden genoemd. Dat laatste heeft vooral betrekking op zowel de bewerkingen van Matthias Spindler als het virtuoze aandeel vanFrey, die op het orgel evenzeer thuis is als op het klavecimbel en de pianoforte. En dankzij de geslaagde opname zal het niemand moeite kosten om het scherpe onderscheid tussen de hobo, althobo en hobo d'amore te maken. Wat dit betreft een aanwinst dus. Meer moeite heb ik met de bewerkingen die door hun aard en strekking nogal ver afstaan van het origineel. Het lijkt zelfs niet overdreven om te stellen dat het daardoor zelfs deels om nieuwe composities gaat: m.a.w. ze zijn meer des Spindlers dan des Mozarts. Wat overigens niet geldt voor het door Gotthard Odermatt keurig voltooide fragment van KV 293. Het is op zijn minst opvallend dat het de laatste tijd arrangementen in alle soorten en maten bijkans 'regent'. Steeds meer musici nemen er hun toevlucht toe, niet alleen omdat ze het voor hun specifieke instrument geschreven repertoire al tot in alle hoeken hebben verkend, maar ook omdat ze nodig de eigen horizon willen verbreden. Een andere reden kan zijn dat er van bepaalde stukken al zoveel (uitstekende) opnamen bestaan dat ze anders het gevaar lopen in herhaling te vervallen. Een geheel andere kwestie is of dergelijke arrangementen bij de muziekliefhebber in de smaak vallen, waarbij alleen vaststaat dat het origineel nu eenmaal het origineel blijft. Waaraan echter niet te tornen valt zijn de muzikale kwaliteiten die deze uitvoeringen sieren: zowel het solistische als het ensemblespel is echt een klasse apart. index |
|