![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, april 2014
|
Mozart was pas drieëndertig toen hij in Wenen op 20 september 1789 zijn klarinetkwintet voltooide, bijna twee jaar voor zijn dood, op 5 december 1791. Het is een van de mooiste, meest imponerende kamermuziekwerken en misschien was het nooit ontstaan, of niet in deze vorm, als de Weense klarinettist Anton Stadler (1753-1812) (niet te verwarren met de abt Maximilian Stadler die kort na Mozarts dood, bij de nalatenschap van het Requiem een geringe maar zeker niet onbelangrijke rol heeft gespeeld) er niet was geweest die zowel op de 'gewone' klarinet, de bassetklarinet als op de bassethoorn (de naam is misleidend: het instrument is geen hoorn en maakt deel uit van de uitgebreide klarinetfamilie) grote virtuositeit en nobele toonvorming demonstreerde. Volgens een Weense criticus leek Stadler met zijn instrument de intieme menselijke stem te imiteren, zo zacht en zo delicaat dat eigenlijk niemand zich aan de betoverende klank die hij aan zijn instrument wist te ontlokken, kon onttrekken. Mozart noemde hem soms spottend 'Ribieslgesicht' (aalbessengezicht) of 'Nàtschinbinitschibi', daarbij doelend op Stadlers rood aanlopende gezicht en bolle wangen tijdens het spelen. Stadler, drie jaar ouder dan Mozart en eveneens vrijmetselaar, vervulde bij Mozart thuis zo ongeveer dezelfde rol als later Anton Schindler bij Beethoven: een manusje van alles dat zowel binnen als buiten het huishouden inzetbaar was, muzikale als buitenmuzikale hand- en spandiensten verrichtte. Anton Stadler speelde tweede klarinet (zijn broer Johann Nepomuk bezette de eerste lessenaar) in het Weense hoforkest en werkte in die tijd samen met de Weense instrumentmaker en voormalige klarinettist Theodor Lotz (1748-1792). Dat maakt het extra jammer dat de meeste instrumenten van Lotz de tand des tijds niet hebben doorstaan. Er is slechts één klarinet van zijn hand teruggevonden, maar gelukkig is er wel een, zij het gering, aantal bassetklarinetten en bassethoorns bewaard gebleven, met name in in het Berlijnse museum voor muziekinstrumenten (een bezoek zeker waard). Daarnaast is er enig houvast aan overgebleven bouwtekeningen en instrumenten van onder meer Raymund Griesbacher (1752-1818), tevens klarinettist in Haydns Ersterházy-orkest, en Christian Gottlob Hammig (1759-1836). Mozart hield van het klarinetspel van Anton Stadler, getuige het Kwintet voor blazers en piano KV 452 (1784), het Trio voor klarinet, viool en piano KV 498 (1786), een 'Konzertsatz' voor bassethoorn en orkest in G, K 584b (mogelijk het eerste deel van een onvoltooid gebleven Klarinetconcert) en het Klarinetconcert KV 622. Maar ook in andere werken gaf Mozart de klarinet een belangrijke rol, zoals in La clemenza di Tito en Die Zauberflöte zoals ook in de eveneens in Wenen gecomponeerde pianoconcerten KV 482, KV 488 en KV 491, de symfonieën KV 385 (Weense versie), KV 543 en KV 550 (gereviseerde versie). De bassethoorn of (corno di bassetto in Mozarts handschrif) vinden we met name de Gran Partita KV 361, de Maurerische Trauermusik KV 477 en het Requiem KV 626. Wikipedia biedt een lezenswaardig artikel over de bassethoorn. Op de voorliggende nieuwe Harmonia-cd bespeelt Jörg Widmann - zoals vrijwel iedereen - de gewone A-klarinet, dit in tegenstelling tot het afwijkende, bijzondere klankkarakter en het lagere register van de bassetklarinet, laat staan die van de bassethoorn die Mozart mogelijk tijdens het componeren van zijn Klarinetkwintet in gedachten heeft gehad: Mozart componeerde uitgerekend in diezelfde periode de reeds genoemde 'Konzertsatz' KV 584b voor bassethoorn en orkest. Het bleef bij slechts één deel, maar het lijkt sterk op de eerste proeve van een klarinetconcert. Waarom het bij dat ene deel is gebleven, is onbekend. index |
|