CD-recensie

 

© Aart van der Wal, november 2024

Mozart: Pianoconcert nr. 19 in F, KV 459 - nr. 23 in A, KV 488

Kristian Bezuidenhout (fortepiano), Freiburger Barockorchester o.l.v. Gottfried von der Goltz
Harmonia Mundi HMM 902334 • 51' •
Opname: maart 2022, Ensemblehaus Freiburg, Freiburg im Breisgau (D)

 

Het is en blijft een bijzonder verschijnsel: dat de mens per definitie vooruit wil, naar vooruitgang streeft, maar in veel muziek juist de weg terug wordt gevolgd: die van de historiserende uitvoeringspraktijk, waarin musici zo dicht mogelijk bij hún ideaal proberen te komen: d.w.z. zó musiceren zoals dat eeuwen geleden bon ton was. Daarover kan lang en breed worden gediscussieerd, met pro's en contra's in overvloed, maar weg te denken valt deze praktijk in ieder geval niet (meer). Zij is zelfs een dominante factor geworden, en zeker waar het de uitvoering van de muziek uit de (vroeg)Barok en de (Weense) Klassiek betreft. Dat proces is bepaald niet zonder horten en stoten gegaan, maar inmiddels hebben we het stadium bereikt dat zowel het instrumentarium (veelal replica's) is verbeterd, de musici er (veel) beter mee overweg kunnen en dat vooral vanuit de muziekwetenschap dankzij nieuwe kennis en dito inzichten een veel betrouwbaarder beeld (waaronder ook de zogenaamde ‘Urtexte' mogen worden gerekend) van dat zo verre verleden is ontstaan. We kennen onze ‘klassieken' op dit vlak zogezegd; of we denken die te kennen...

Voor de muziekliefhebber schuilt zeker meerwaarde in die historiserende uitvoeringspraktijk. Dat maakt uitvoeringen ‘uit de oude doos' gelukkig niet minder interessant, maar wel heeft die praktijk het mogelijk gemaakt om de muziek vanuit (nog) meer fascinerende invalshoeken te beleven. Wat de pianoconcerten van Mozart betreft blijven de vertolkingen van bijvoorbeeld Clara Haskil, Annie Fischer, Murray Perahia of Mitsuko Uchida ondanks(?) dat historiseren even boeiend als actueel, maar dat sprake is van een aanmerkelijke verschuiving van ‘traditioneel' naar ‘authentiek' is net zo evident.

De Zuid-Afrikaanse fortepianist Kristian Bezuidenhout en het Freiburger Barockorchester (ze werken al heel lang samen en dat hoor je ook af van dit nieuwe album) hebben zich op het ‘authentieke' vlak meer dan verdienstelijk gemaakt. Hun Mozart-serie is inmiddels tot vijf albums uitgegroeid en zijn ze aldus bijna op de helft van het project dat alle 27 pianoconcerten zal omvatten (waar ook de beide concertrondo's KV 382 en 386 bijhoren.)

Anders dan bij Beethoven was de (forte)piano niet Mozarts belangrijkste instrument, al valt dat van de kwaliteit van zijn oeuvre op dit terrein zeker niet af te lezen. Beethoven moet zelfs tegen de pianist Cramer hebben uitgeroepen dat hij, Beethoven, nooit in staat zou kunnen zijn om ook maar 'iets dergelijks' (Mozarts KV 491) te componeren. Het was ook Mozart die het pianoconcert uit zijn tot dan toe conventionele omrastering haalde. En het was Mozart die in de latere concerten de houtblazers ‘eindelijk' een echt zelfstandige en menigmaal zelfs prominente rol toebedeelde, in plaats van alleen maar een ondersteunende rol. Hij schroomde er zelfs niet voor om het operatoneel deelgenoot te maken van het expressieve discours. Het kon eigenlijk niet anders of voor Beethoven waren die pianoconcerten, en zeker gerekend vanaf KV 453, een belangrijk aanknopingspunt voor zijn eigen artistieke verkenningen op dit gebied.

Hoezeer Beethoven Mozart ook bewonderde, hij was over diens pianospel niet onverdeeld enthousiast. Zo vond hij het nogal gefragmenteerd en naar het klavecimbel riekend. Zelf speelde hij graag met gekromde vingers, met de duim vaak ónderliggend. Een opvallend kenmerk van zijn pianospel was voorts het pedaalgebruik dat volgens zijn leerling en bewonderaar Carl Czerny zelfs overvloediger was dan in de partituur (of het manuscript) stond opgetekend. Het betekende zeker in het cantabile-spel een verder dragende klank, zij het met de connotatie dat de overmatige pedaalwerking bij een fortepiano een minder rommelig klankbeeld tot gevolg heeft dan bij wat onze moderne piano of vleugel is geworden.

Een interessant aspect is zeker de cadens die veel pianisten als een keurig lesje opzeggen of zich er gemakkelijk vanaf maken door een bestaande cadens te kiezen, hetzij van de componist zelf, hetzij vanuit andere hoek. Maar niet Bezuidenhout, die de pianoconcerten vaak met eigen cadensen presenteert, wat ook enigszins in lijn is met de toenmalige uitvoeringspraktijk waarin improvisatie tot hoog goed was verheven en waarop ook Mozart geen uitzondering maakte (al schreef hij soms wel degelijk een cadens volledig uit). In zijn cadensen blijft Bezuidenhout uiteraard trouw aan de ‘geest van de tijd', gevat in de geldende, achttiende-eeuwse retorica die diepgaande kennis van de stilistische aspecten ten aanzien van (niet alleen) Mozarts pianoconcerten verraadt. In het cd-boekje daarover evenwel geen enkel woord.

In deze beide pianoconcerten, KV 459 en 488 (de zelfstandige houtblazerspartijen zijn daarin evident), zijn de Freiburgers en Bezuidenhout opnieuw optimaal op dreef: het is een en al fonkeling, de speelvreugde spat ervanaf. Het muzikanteske karakter dat deze muziek zozeer kenmerkt wordt in deze voortreffelijke opname voorts geschraagd door zeer aanstekelijke ondernemingslust en veel zin in avontuur. Het geheel straalt bovendien zoveel geconcentreerde vitaliteit uit dat het een ware lust is voor zowel oor als gemoed. De intimiteit in de langzame delen is net zo hartverwarmend, het vibrato uitsluitend dienend als afgebakend expressiemiddel dat de nagestreefde helderheid van het betoog niet aantast: verfijnd, bescheiden en bovenal esthetisch verantwoord.

Het gebruikte solo-instrument is een in 2008 door Paul McNulty vervaardigde kopie naar een Weense Walter van rond 1805.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links