CD-recensie
© Aart van der Wal, augustus 2024 |
Isaka Kanneh-Mason kiest wat haar discografie tot nu toe laat zien voor een thematische aanpak. Op haar nieuwe album draait het ditmaal om muziek van broer Felix en zus Fanny Mendelssohn. Toch ben ik niet helemáál gelukkig met de keuzes die zij heeft gemaakt. Het lijkt wel coherent samengesteld (er komen immers slechts twee componisten aan het 'woord'), maar schijn bedriegt omdat het – zij het deels - is uitgelopen op een ratjetoe zonder versterkend verband. Ik had liever gezien dat Kanneh-Mason zich had beperkt tot Felix' beide pianoconcerten met als afsluiting Fanny's Notturno en de door prof. Marie Rolf geredigeerde zogenaamde ‘Oster-Sonate' H 235. Dat had gemakkelijk op een cd gepast. Dan had zelfs Felix' Capriccio Brilliant op. 22 er nog bij gekund. Maar afgezien daarvan (bovendien is het mijn insteek en hoeft het zeker de uwe niet te zijn) behoort haar vertolking van het pianoconcert niet tot de beste. Haar lezing van het openingsdeel, is weliswaar echt ‘con fuoco', met vuur, waarin ook de London Mozart Players onder Jonathan Boxham haar met veel verve partij geven, maar er is sprake van ‘overdrive' die het bevallige, het sierlijke – en daarin excelleerde Mendelssohn evenzeer – enigszins naar de achtergrond doet verschuiven. Die ‘overdrive' zorgt er tevens voor dat vuur en precisie niet altijd elkanders metgezel zijn, al gaat het mij te ver dat dergelijke oneffenheden een retake zouden hebben verdiend. De textuur is in ieder geval strikt helder, wat het nodige zegt over het Kanneh-Masons geraffineerde pedaalgebruik en de stemvoering binnen het gehele ensemble. Dat haar spel het moet afleggen tegen dat van Lars Vogt (klik hier) is evenwel onontkoombaar. Waar de pianiste duidelijk moeite mee heeft is met de door de componist uitgelegde melodische structuur als vloeiend organisme. Je zou zeggen dat dit ook intuïtief kan worden aangevoeld, maar dat blijkt toch niet het geval te zijn. Gewoon vloeiende lijnen uitwerken, het is niet Kanneh-Masons ‘stiel' in het Andante, hetgeen ook invloed heeft op wat zo essentieel is: de gebonden frasering van de langere melodielijnen. Het orkest heeft zich, uiteraard in het belang van het samenspel, aan de zienswijze van de pianiste aangepast. Terwijl het toch zulke schitterende melodieën zijn waarop Mendelssohn ons trakteert. We zien dit beeld terug in de ‘Oster-Sonate', en dan met name - het ligt voor de hand - in het Largo e molto espresso. Terwijl de pianiste in de kort aangebonden stukken, zoals het Scherzo (én in dat van Mendelssohns Sommernachtstraum in de bewerking van Rachmaninov!), wel tot grootse prestaties in staat is: het speelse karakter ervan is onder haar handen zelfs een ware lust voor het oor. Ook de wijze waarop zij het complexe contrapunt in het Allegro assai moderato van deze sonate (zou Felix zjjn zus hier hebben geholpen?) heeft uitgewerkt verdient alle lof. De wervelende finale (Allegro con strepito) verloopt wat gladjes, maar is qua pianistiek wel volmaakt van gestalte. Kortom, gemengde indrukken overheersen, al is het zeker een prestatie van formaat. index |
|