CD-recensie
© Aart van der Wal, september 2019 |
Felix Mendelssohn zal ongetwijfeld van de cello hebben gehouden. Het zal daarbij zeker ook een rol hebben gespeeld dat zijn broer Paul (hij trad later in de voetsporen van zijn vader, die tot zijn dood de familiebank bestierde) een zeker niet onverdienstelijke amateurcellist was. Het was ook Paul aan wie Felix de Concertante Variaties op. 17 opdroeg. Dan is er zus Fanny, een niet onverdienstelijke componiste die ook op de piano uitstekend de weg wist, die op dit album vertegenwoordigd is met de Fantasie in g en het Capriccio in As. Kortom: 'Familiensache'! In zijn standaardwerk 'Music in the Romantic Era' merkte Alfred Einstein op dat de cello pas echt aan het begin van de negentiende eeuw aan zijn grote opmars begon, vooral dankzij het inmiddels aanmerkelijk toegenomen speelniveau en het feit dat de 'warmbloedige' cello verwant was aan de menselijke stem (tenor en bariton). Maar misschien was er nog een andere, belangrijke reden: dat de cello zich bij uitstek leende voor zowel het duospel (cello en piano!) als voor uitgesproken lyrische stukken (met als goed voorbeeld het op deze cd vastgelegde 'Lied ohne Worte' en het 'Albumblatt'). Hoe het ook zij, het expressieve karakter van de cello paste bij uitstek bij het romantische tijdsbeeld. Ik heb het al eens eerder opgemerkt: Pentatone heeft met de in 1979 in München geboren cellist Johannes Moser de hoofdprijs in huis gehaald. Alle tot nu toe van hem verschenen albums werden op onze site zeer positief besproken en daar maakt dit nieuwe Mendelssohn-album geen uitzondering op. De 'toets' is lichter dan die van een Du Pré of Rostropovitsj en schurkt dichter bij die van een Queyras aan. Feitelijk biedt Mosers spel het beste van twee werelden: die van de Klassiek en Romantiek, tot elkaar in volmaakte balans. De stemvoering in de gepassioneerde passages is zo helder als glas, de frasering facetrijk, de dynamiek fijnmazig geproportioneerd. Het is zo ongeveer het ideaalbeeld van de cellist anno nu: gloedvol maar strikt helder, meer aanleunend tegen de Franse school (waarbij ik gelijk moest denken aan Pierre Fournier, Paul Tortelier en Maurice Gendron). De Schotse pianist Alasdair Beatson heeft een formidabele achtergrond. Niet alleen studeerde hij bij grootheden als John Blakely en Menahem Presser, maar hij is ook een veelgevraagd kamermusicus (zo trad hij op met onder meer Pieter Wispeley, Adrian Brendel en Pekka Kuusisto). Ook het hedendaagse repertoire schuwt hij bepaald niet, getuige zijn samenwerking met Harrison Birtwistle, Heinz Holliger en George Benjamin. Hij is een van die pianisten die van het begrip 'begeleider' een farce maakt: karakter en persoonlijkheid maken de dienst uit, het muzikale charisma straalt ervan af. Zijn rol in deze sonates is uitgesproken gelijkwaardig, precies zoals de componist het heeft bedoeld. U begrijpt dus al wat u met dit album in huis haalt (streamt of downloadt): een topproductie. De balans tussen cello en piano is ideaal (met dank aan Jean-Marie Geijsen van Polyhymnia). Moser bespeelt een instrument van Andrea Guarneri uit 1694, Beatson een Érard uit 1837. De in het boekje opgenomen spelling van de opnamelocatie klopt niet helemaal: 'Studio Drente, Valthermand' moet zijn 'Studio Drenthe, Valthermond'. Wie het nog niet wist: dit is de studio die eens toebehoorde aan de helaas jong overleden pianist Rian de Waal. Hier vindt u daarover meer informatie. index |
|