CD-recensie
© Aart van der Wal, januari 2016
|
Mendelssohn was een uitstekende landschapschilder, zowel met verf als met noten. Een aantal jaren geleden zag ik van de 'verfschilder' Mendelssohn in het Mendelssohn-huis in Leipzig een aantal schilderijen dat duidelijk maakte hoe getalenteerd hij ook op dit gebied was. Het was duidelijk te zien: verbeelding en vakmanschap hadden ook hier de dienst uitgemaakt. Die lijn kan zonder enige moeite worden doorgetrokken naar zijn muziek, want ook daarin overheersen die twee elementen die van de 'Schotse' en 'Italiaanse' onbetwiste en onmisbare meesterwerken maken. Waarbij ik er - in deze context - nog één moet noemen: de Hebriden-ouverture, ofwel Fingal's Cave, een uitmuntende sfeertekening. Ik herinner me nog mijn eerste kennismaking met deze twee symfonieën van Mendelssohn, eind jaren zestig, een Decca-lp met het London Symphony Orchestra geleid door het toen pas zo'n vijfendertig jaar jonge dirigentenwonder Claudio Abbado. Misschien heeft het enigszins met nostalgie te maken, maar ik kom er toch niet onderuit: sindsdien heb ik beide symfonieën nooit meer beter gehoord. Ook niet later, toen Abbado op Deutsche Grammophon Mendelssohn opnieuw opnam. bleef die opname met het London Symphony onverslaanbaar. Kort en goed: men moet dus wel van erg goede huize komen om het beter te doen dan Abbado toen in Londen. Ook Casado - en hij weet zich daarbij in het best denkbare gezelschap - haalt dat niveau niet. Zeker, hij zet door de bank genomen spirituele vertolkingen neer, vol energie en kleur, de noten keurig in het gelid, frases en dynamische accenten volgens de bekende regelen der kunst, maar toch.hij is (nog) geen Abbado van toen. Dat laatste restje spiritualiteit, dat laatste beetje souplesse, dat laatste druppeltje expressie, de perfecte tempokeuze, daarvoor moet je toch echt bij die opname met Abbado zijn. Er valt bovendien een echte tegenvaller te registreren: het tempo van het tweede deel van de Italiaanse is gewoon te hoog: het is bij Casado geen Andante con moto maar een lichtvoetig Allegretto, en dat maakt al het hele verschil. De voettocht van de pelgrims lijkt daardoor wel erg ver weg, met teveel nadruk op 'con moto'. Ook in dit deel toonde Abbado zich een meester, in de dosering, in het uitgestrekte perspectief, in monumentaliteit zonder zwaarte. Het slotdeel, de Saltarello, gaat bij Casado ronduit idioot snel. Het moet wel een Presto zijn, maar niet aanleunend tegen Prestissimo. Bij Abbado blijven de frases kristalhelder gearticuleerd, bij Casado is het een sfeerloze haastklus. Wie op deze saltarello (saltare = springen) nog kan dansen mag het zeggen. index |
|