CD-recensie
© Aart van der Wal, maart 2024 |
Heeft Johann Sebastian Bach een Markus-Passion gecomponeerd? We weten het niet. Wat we wel weten is dat in Leipzig op 23 maart 1731, op Goede Vrijdag, de passiemuziek naar het evangelie van Markus werd uitgevoerd, hetzij als pastiche of als oorspronkelijke compositie van Bach. Zeker is ook dat Christian Friedrich Henrici, alias Picander (1700-1764), Bachs tijdgenoot, daarvoor de tekst heeft geleverd maar dat de muziek zelf om onnaspeurbare redenen verdwenen is. Het bewijs van het bestaan van die Markus-Passion blijkt ook nog eens uitdrukkelijk uit een in 2009 gedane vondst in Sint-Petersburg. Daar kwam een latere versie van het oorspronkelijke libretto boven water, speciaal bedoeld voor een uitvoering in Leipzig op Goede Vrijdag 1744. Niet alleen blijkt uit dit libretto dat er, vergeleken met de eerdere versie, meerdere tekstwijzingen waren aangebracht, maar ook dat daarin enige koralen en aria's in een andere volgorde waren opgenomen en bovendien uitgebreid met twee (nieuwe) aria's. Alles bijeengenomen geeft dit een representatief beeld van zowel vorm als inhoud van de Markus-Passion. Hoe interessant op zich ook, vanuit muzikaal oogpunt is toch wel het grootste probleem dat van de door Bach geschreven muziek geen noot is overgeleverd: geen manuscript, geen afschriften, geen partijen, helemaal niets. Dat is eigenlijk nauwelijks te begrijpen, met op zijn minst twee uitvoeringen (1731 en 1744) en de gevonden libretti. De enige verklaring (en ook die komt uit muziekwetenschappelijke hoek) zou kunnen zijn dat Bach geen nieuwe noten bij de door Picander aangeleverde teksten heeft gecomponeerd, maar dar hij gebruikmaakte van een techniek waarmee hij door de jaren heen veel ervaring had opgedaan: die van het pasticcio ofwel de parodie. Iedere Bach-liefhebber kent daarvan de glanzende voorbeelden. Er zijn in de loop der tijd vele pogingen ondernomen, zowel door musici als door muziekwetenschappers, om deze Markus-Passion alsnog te 'reconstrueren', in dit geval uit het niets, met als uitgangspunt die Picander-tekst, in de (niet door enig feit geschraagde) veronderstelling dat Bach daarvoor al eerder gecomponeerde muziek had gebruikt; van eigen maar mogelijk zelfs ook van vreemde hand. De 'oplossing' - al eerder beproefd - lag tamelijk voor de hand: het selecteren van reeds gecomponeerde muziek met een vergelijkbare thematiek en vergelijkbare rijm- en spraakschemata, daarbij puttend uit Bachs vocale werken en het bij iedere Bach-liefhebber bekende 'Parodieverfahren'. Meer gedurfd was het componeren van geheel of deels nieuwe muziek die zich conceptueel vrij gemakkelijk liet 'invlechten'. Daar waar een gezongen vorm niet voor de hand lag of mogelijk was, kon toevlucht worden genomen tot het gesprokene: (et recitatief, gemodelleerd naar Bachs overgeleverde passiemuzieken. Zoals er ook saillante voorbeelden voorhanden waren van de door Bach gecomponeerde tubakoren die hun diensten konden bewijzen. Er is vanzelfsprekend geen ontkomen aan: hoe zorgvuldig en gewetensvol ook, er wordt aldus alleen ruimte geschapen voor hypotheses. Dat strekt zich uit tot het gehele traject, omdat er zoals gezegd geen enkele zekerheid bestaat omtrent een ooit bestaande Markus-Passion van de hand van Bach. De Duits-Zwitserse componist Nikolaus Matthes (*1981) koos voor een geheel nieuw werk - een beperkt aantal citaten uitgezonderd - binnen de kaders van de achttiende-eeuwse barokstijl (het daarbij behorende instrumentarium inbegrepen). Het resultaat: eigentijdse barokmuziek, een concept dat wringt omdat het in deze tijd is geschreven en tegelijkertijd uit de pas loopt van diezelfde tijd. Zij het wel met als bijkomend voordeel dat instrumentalisten, vocalisten én publiek zich vrij gemakkelijk hebben kunnen voegen naar dit nieuwe werk. Voorts was er het idee dat daarmee de barok- en eigentijdse muziek nieuwe impulsen kon worden gegeven. Voor het publiek betekende het de ervaring van de ontmoeting van vertrouwde muzikale vormen in een eigentijds werk. In de woorden van de componist: '[.] dadurch neue wie alte Musik gleichermaßen neu zu hören und zu erleben.' Vallen er kritische kanttekeningen bij dit 'Verfahren' te plaatsen? Ongetwijfeld, maar twee zaken staan daarbij zo vast als een huis: dat het schitterende (barok)muziek is en dat de uitvoering in alle geledingen op zeer hoog niveau staat. Ook de gekozen vormstructuur is overtuigend: de beide delen (vóór en na de prediking) bevatten ieder acht koralen en het verloop van de handeling krijgt ook in muzikaal opzicht vanuit de evangelietekst passend gestalte. Het eerste deel is sterk meditatief (gevat in de woorden van Jezus), waaronder de gebeurtenissen rond de zalving in Betanië (Olijfberg) tot aan de gevangenneming. Het tweede deel is - en hier zien we de duidelijke parallellen met o.a. Bachs Matthäus-Passion - veel meer dramatisch, met daarin een dominante rol voor de volkskoren, die de gebeurtenissen becommentariëren of (mede) drager zijn van de handeling. Gedurende twee weken was het gehele ensemble, zo valt te lezen, tot in de diepste vezels betrokken bij zowel de repetities, de uitvoeringen als de opnamen. Het was - volgens het bijgevoegde persbericht - een tijd van 'gemeinsames Erarbeiten, beglückende Gemeinschaftserlebnisse en - zoals een medewerker het uitdrukte - 'gemeinsamer Lebensklang'. Dat valt aan deze opname duidelijk af te horen, waarbij het ongetwijfeld tevens zal hebben meegeteld dat vrijwel alle instrumentale en vocale solopartijen door Matthes werden gecomponeerd met de musici die eraan deelnamen voor ogen. Wat we horen is met veel persoonlijke betrokkenheid tot stand gekomen. De enige vraag van belang die wat mij betreft resteert is of deze uitgave van meer dan anekdotische betekenis is. Let wel: dit is geen pastiche, als ingrijpende vermenging van 'oud' en 'nieuw', want het had in de achttiende eeuw zó gecomponeerd kunnen zijn. Een apart compliment voor niet alleen de schitterende registratie, maar ook voor het uitgelezen boekwerk met naast de vele toelichtingen en de gesproken en gezongen teksten de direct aansprekende afbeeldingen van de bij dit groots opgezette project betrokken musici, het geheel gestoken in een cassette. De gezongen en gereciteerde teksten stammen uit het Marcus-evangelie (hoofdstuk 14 en 15), met daarnaast Bijbelteksten van Martin Luther (tekstbronnen 1731/1744) en Giovanni Diodati (Genève, 1641), de King James Bijbel (Londen, 1728), de aria's en koren van de reeds genoemde Picander (1731/1744). De tekstdichters van de koralen zijn bij het libretto vermeld. De originele teksten zijn in het boekwerk van een Italiaanse en Engelse vertaling voorzien. index |
|