CD-recensie
© Aart van der Wal, januari 2023 |
De Parijse componist Marin Marais (1656-1728) schreef maar liefst zo'n 600 stukken voor een tot drie gamba's en basso continuo, met daarnaast dan nog een groot aantal triosonates, suites voor gamba, viool en klavecimbel, alsmede nog een handvol tragédies en musique. Dat de gamba in zijn oeuvre centraal stond heeft natuurlijk alles te maken met zijn enorme virtuositeit op dit instrument: Marais behoorde tot de beste gambisten van zijn tijd. Dat hij - anders dan veel van zijn collega's - met zijn bijzondere spel Europa niet is doorgereisd mag wel enige verwondering wekken, maar hij was wat dit betreft vóór alles honkvast: tot aan zijn dood bleef hij hecht verbonden aan de vorstenhoven van Lodewijk XIV en XV, waar zijn spel en composities op zeer hoge prijs werden gesteld. Marais' Suites en Pièces de Viole(s) zijn buitengewoon creatieve stukken die niet alleen de meesterhand van een grote instrumentalist verraden, maar ook in compositietechnisch opzicht niet gering zijn. Hij moet veel hebben opgestoken van zijn compositieleraar, Jean-Baptiste Lully (Marais componeerde zijn tragédies in typische Lully-stijl) en daarnaast zijn oor goed te luisteren hebben gelegd toen hij als gambist verbonden was aan de keizerlijke hoforkesten. Marais' enorme oeuvre voor een en meerdere gamba's was niet zozeer bedoeld om in zijn geheel te worden uitgevoerd, maar diende meer als een reservoir, een compendium waaruit naar behoefte en speltechnische mogelijkheden kon worden geput. Zo omvatten de suites tussen de zeven en eenenveertig(!) afzonderlijke stukken, die in dezelfde toonsoort zijn gecomponeerd en aldus ad libitum kunnen worden samengesteld, zoals op deze twee cd's trouwens ook het geval is. De basis ervan vormen de vele bekende dansvormen (Allemande, Courante, Sarabande en Gigue), aangevuld met préludes, chaconnes en fantasieën. Dit album vind ik een uitgesproken problematische affaire. Niet omdat ik niet onder de indruk zou zijn van het spel van deze beide topmusici (die bovendien zolang al met elkaar een hecht duoverband zijn aangegaan dat ze bij wijze van spreken wat hun samenspel betreft aan een enkel woord genoeg hebben), maar omdat door de gekozen opzet deze stukken volkomen (en dan overdrijf ik, vind ik, niet) uit hun historisch verband zijn getrokken. In het cd-boekje wordt - het licht voor de hand - de kwestie aan Queyras voorgelegd: welke concrete voorbeelden kon hij noemen ten aanzien van het (voor deze uitgave (noodzakelijke) transponeringsproces en welke andere posities kwamen daarbij nog in aanmerking?
Wie deze stukken speelt vanuit het perspectief van de historiserende uitvoeringspraktijk hoeft zich over de meest van dit soort zaken niet te bekommeren, of anders zich niet daarvoor in allerlei bochten te wringen. En dan de concertvleugel, een heuse Yamaha CFX Concert Grand Piano, die voor dit project van stal is gehaald. Queyras blijft met zijn cello van Gioffredo Cappa, 1696, gelukkig dichter bij 'huis'. Verderop in het boekje:
Het is een goedbedoelde poging om een verklaring te vinden voor een benadering die historisch eenvoudigweg niet klopt. Wat eens te meer klemt omdat deze ingenieuze stukken het juist van een uiterst verfijnde uitvoeringsstijl moeten hebben, willen ze hun opperste schoonheid aan de toehoorder kunnen openbaren. Daar hoort zeker geen Yamaha Grand Piano bij. Dat hier twee musici aan het woord zijn die zowel individueel als samen geweldig musiceren staat buiten kijf. Maar zo moeten deze vertolkingen ook op hun waarde worden geschat. Zeker voor de puristen onder ons is dit echter geen album om naar uit te zien. Ik zie zelf deze uitgave eerder als curiositeit dan als welkome aanvulling van het Marais-repertoire. index |
|