CD-recensie
© Aart van der Wal, mei 2024 |
Héél véél stukken zijn al zo vaak opgenomen dat in een nieuwe opname best wel een frisse wind mag waaien. Welnu, dan moet je niet bij de Venezolaan Rafael Payare (hij studeerde af aan Il Sistema) zijn, al doet het symfonieorkest van Montréal (waarvan hij chef is) wel héél erg zijn best om er toch een kleurrijk en uitgebalanceerd spektakel van te maken. We mogen dus zeker genieten van subliem articulerende houtblazers, het briljante koper en het door de strijkers voor ons uitgelegde warme klanktapijt, met een apart compliment voor concertmeester Andrew Wan als soloviolist. Ook de pauken laten zich in deze prachtige opname van hun beste kant horen, maar dat alles maakt het nog niet tot een overrompelend heldenbestaan. Terwijl de muziek uitdagend genoeg is om interpretatief (daar ligt wat mij betreft de klemtoon!) fors uit te pakken. De (denkbeeldige?) held die onvervaard de strijd aangaat met zijn vele critici, de troost maar ook de frustraties die zijn levensgezellin hem bereidt (de hoofdrol ligt hier bij de concertmeester), het met veel stampij (bombast zouden anderen wellicht zeggen) vieren van de overwinning (de componist grijpt hier terug op fragmenten van eerder werk) enzovoorts. Maar laat ik ook het intieme, innemende, tedere niet vergeten, want die ingrediënten zijn er - gelukkig! - ook, zoals in het bijzonder fraai uitgesponnen duet tussen (solo)hoorn en (solo)viool. Orkestratiekunst: Richard Strauss was er een ware meester in en ook zijn Heldenleben getuigt er volop van. We mogen ons meer dan gelukkig prijzen dat er een opname bestaat van zowel de dirigent als het orkest aan wie Ein Heldenleben is opgedragen: Willem Mengelberg en het Concertgebouworkest, een registratie die dateert uit het oorlogsjaar 1941. Het was Mengelberg die de componist uitnodigde om in Amsterdam eigen werk te komen dirigeren. Dat bleek een dusdanig succes dat Strauss, bovendien zéér geporteerd van de kwaliteiten van het orkest, Ein Heldenleben aan het orkest opdroeg. De eerste uitvoering ervan vond plaats in 1899, uiteraard in Amsterdam en gespeeld door het Concertgebouworkest. Er is overigens nog een registratie van, daterend uit 1928 met het New York Philharmonic, waaruit bovendien blijkt hoezeer Mengelbergs dirigeerstijl in de tussenliggende jaren althans wat dit werk betreft nauwelijks is veranderd. Uit de beide registraties blijkt zonneklaar de ijzersterke affiniteit die de chef-dirigent met het stuk had en hoe hoog het peil van de beide orkesten toen (al) was. De discografie is overstelpt met opnamen van Ein Heldenleben, zowel uit de 'oude doos' als meer recent. Daaronder sublieme vertolkingen, van onder anderen - ik doe slechts een greep en in willekeurige volgorde - Beecham, Barbirolli, Kempe, Haitink, Reiner, Karajan en Thielemann. In dit illustere gezelschap blijkt Payare door zijn vertolking niet meer dan een buitenstaander. Payare - en dat is het hoofdmotief van mijn bezwaren - slaagt er niet in om het werk zowel thematisch als programmatisch voldoende sterk te profileren. Alsof hij - en dan ongetwijfeld bewust - is uitgegaan van een vooral symfonische benadering, waardoor exuberantie, spektakel, humor, lyriek, maar ook de (vrij zeldzame) momenten van opperste verstilling naar het tweede plan moesten verhuizen. Kan de koppeling met Mahlers Rückert-Lieder dan nog positief gewicht in de schaal leggen? Helaas niet. De Bulgaarse sopraan Sonya Yoncheva (voor deze gelegenheid door Sony 'uitgeleend' aan Pentatone) mag dan allerwegen als een gevierde operadiva te boek staan, het (orkest)lied vraagt nu eenmaal om geheel andere kwaliteiten en die bezit zij eenvoudigweg niet. Tenminste, uitgaande van deze vertolking, die vooral strandt op niet toereikende dictie en stemvoering. Maar ook het idiomatische karakter van deze liederen sneeuwt bij haar onder, terwijl het aandeel van dirigent en orkest al evenmin behulpzaam is. Dat idiomatische aspect is misschien uiteindelijk nog wel doorslaggevend. Rond het Weense fin-de-siècle verdiepte Mahler zich intensief in de dichtkunst van Friedrich Rückert (1788-1866), wat twee composities heeft opgeleverd: de vijf Kindertotenlieder en de vijf Rückert-Lieder. Ze zijn niet alleen schitterend, maar ze behoren tevens tot de meest intieme uitingen die uit Mahlers pen zijn gevloeid. In de Rückert-Lieder ligt aan de unieke expressie de overweldigende schoonheid van de natuur, de kracht van de verbeelding, de warmte van de liefde en het metafysisch-contemplatieve ten grondslag. Pure lieftalligheid is dus - anders dan sommige critici steeds weer naar voren halen - feitelijk niet het dominante 'thema'. Alleen al 'Ich bin der Welt abhanden gekommen' ontstijgt een dergelijke gedachtegang. Dit zijn geen gemakkelijke liederen. Integendeel, ze vragen van met name de soliste een diepgaand inzicht in zowel de teksten als de daaraan verbonden vocale karaktistieken. En het is uitgerekend dit complex dat in Sonya Yoncheva's nterpretatieve en vocale vocabulaire in onvoldoende mate present is. Om de gedachte nog wat verder te bepalen: ik zou haar dus ook niet graag horen in het slotdeel van Mahlers Vierde symfonie, waar vervoering en introspectie eveneens leidende elementen zijn. index |
|