CD-recensie

 

© Aart van der Wal, februari 2018

 

Mahler: Symfonie nr. 7 in e

Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Mariss Jansons
RCO Live 17006 • 80' • (sacd)
Live-opname: 28-30 september 2016, Concertgebouw, Amsterdam

   

Dat Gustav Mahler niet alleen een gevierd componist maar ook dirigent was vindt onder meer zijn weerslag in zijn partituren. Geen dirigent die zich aan de talloze daarin opgetekende aanwijzingen kan of wil onttrekken. Dat geldt dus uiteraard ook voor Jansons, wiens Mahlers vaak fascinerend zijn, maar die soms lijden onder een overdreven aandacht voor het microdetail. Dat is nog tot daar aan toe, maar het wil nogal eens ten koste gaan van het beeld als geheel. Dat gebeurt ook enigszins in zijn interpretatie van de Zevende, al moet er gelijk aan worden toegevoegd dat het daarin geëtaleerde symfonische momentum wel heel veel indruk maakt. Er is echter nog een belangrijke kanttekening te plaatsen: dat er geen eenduidigheid omtrent de 'juiste' Mahler-uitvoering. Of anders gezegd: de uitvoering waaruit Mahlers 'geest' het beste tot ons komt. Zelfs niet onder dirigenten die de componist persoonlijk hebben gekend, hem aan het werk hebben gezien en gehoord: Willem Mengelberg Otto Klemperer en Bruno Walter. Bovendien, wie de moeite neemt het overstelpend aantal kritieken in de binnen- en buitenlandse pers erop na te slaan constateert al snel dat de meningen daaromtrent op nogal groteske wijze uiteenlopen. Het is dus maar hoe er individueel tegen het opus wordt aangekeken; en dan doel ik niet op de technische of musicologische aspecten. Daarin verschilt de criticus en de musicus niet wezenlijk van uitsluitend de liefhebber.
Neem het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Daar heeft men het in een programma-aankondiging over de 'gloeiende koorts' van Mahler 7. Het lijkt mij ver bezijden de werkelijkheid. Zelf zou ik kiezen voor Mahlers Zevende als zijn 'Symphonie fantastique' (al staat die muziek heel ver van Berlioz af). Dat zit hem niet alleen in de bijzondere instrumentatie, met voorop de beide nachtmuzieken. Het is bovendien een concept gebleken dat toekomstgericht was, maar dat de componist uiteindelijk niet in die mate heeft doorgezet.

Bruno Walter vond het - terecht! - een razend moeilijk werk. Hij dirigeerde het slechts tweemaal, in 1920. Dat ligt sinds de jaren zestig bepaald anders, al is die ontwikkeling geleidelijk gegaan, met Bernstein als een der eersten die met zijn New York Philharmonic de Zevende nieuwe impulsen gaf., met Bernard Haitink en het Concertgebouworkest in zijn voetsporen. En Jansons? Ook hij kon beschikken over hetzelfde toporkest als indertijd Haitink. Sterker nog, een absoluut gepokt en gemazeld 'Mahler-orkest' (wat dit ook moge betekenen), in een diep gevestigde traditie waarvan de eerste sporen teruggaan naar Mahler zelf, maar ook naar Mengelberg en later diens opvolger, Eduard van Beinum (die met de Zevende trouwens uitstekend raad wist!) Maar om nog even op die muziekkritieken terug te komen: de ene recensent zweert bij Abbado, de ander weer bij Bernstein, of bij Haitink, Horenstein, Zinman, enzovoort. Jansons valt in dit indrukwekkende speelveld wat minder op, hoewel zijn lezingen zonder enige twijfel karakter hebben en in puur cosmetisch opzicht (wat weer als een bezwaar op zich kan worden beschouwd) geen wens onvervuld laten. Wie een op en top gearticuleerde Mahler wil horen kan bij Jansons prima terecht al mis ik in de finale de vlijmscherpe parodie waarin Mahler zo kon excelleren (Jansons heeft er duidelijk weinig mee op: voor hem is het symfonisch discours tot aan het tumultueuze slot belangrijker). Dat de dirigent gebruik maakt van de nieuwe kritische uitgave van Reinhold Kubik is niet van het grootste belang, maar wel meegenomen.

Jansons biedt in deze Zevende een mix van detaillering, minder scherp getrokken lijnen en contouren, in een puur symfonische benadering die zeker zijn aantrekkelijke kanten heeft maar bij mij wel enige reserves oproept. Maar ook ik ben een criticus zoals zovele. U zou er weleens heel anders over kunnen denken. Waar we het, denk ik, wel over eens zullen zijn is de schitterende opname waarin de warme akoestiek van het Concertgebouw goed meekomt en het orkest zijn hoogste troeven uitspeelt. In 'surround' is het zelfs in een woord overweldigend. Hiermee vergeleken is de later in München gemaakte opname van hetzelfde werk, toen met het orkest van de Beierse Omroep op het BR-Klassik label en eveneens een live-registratie, niet meer dan een slap aftreksel.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links