CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juli 2022

Liszt: Pianoconcert nr. 1 in Es, S 124 - nr. 2 in A, S 125 - Pianosonate in b, S 178

Alexander Ullman (piano), BBC Symphony Orchestra o.l.v. Andrew Litton
Rubicon RCD1057 • 73' •
Opname: sept. 2021, BBC Maida Vale Studios, Londen (pianoconcerten); sept. 2020, Henry Wood Hall, Londen (sonate)

   

Alexander Ullman, in 2017 winnaar van het elfde, in Utrecht gehouden Liszt Concours, voelt zich naar eigen zeggen thuis bij Liszt: “hij is extrovert en virtuoos, dat ligt mij wel,” aldus de pianist. Wat uit de tijdens de door NPO Radio 4 live uitgezonden finale duidelijk werd was het onmiskenbaar grote talent van deze Brit die, mede geïnspireerd door het uitstekend op dreef zijnde Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van Markus Stenz. Het leek een bevestiging van Ullmans 'zich thuis voelen'

Dat dit nieuwe album desondanks enigszins tegenviel heeft meerdere oorzaken, te beginnen bij het nogal fletse aandeel van het door Andrew Litton geleide BBC Symphony Orchestra. Zo had de ritmische profilering – en dat geldt dan met name voor het Eerste pianoconcert – aanmerkelijk scherper mogen zijn, wat des te meer opvalt als twee terecht alom geprezen uitvoeringen erbij worden gehaald: die van Svjatoslav Richter met het London Symphony onder leiding van Kirill Kondrashin (Philips), en Krystian Zimerman met het Boston Symphony geleid door Seiji Ozawa (DG), vertolkingen waaruit blijkt dat solist en dirigent, en daarmee ook het orkest, elkaar echt hebben weten te inspireren. Met Litton heeft Ullman het wat dit betreft dus niet bijster getroffen.

Ik herinner me een uitspraak van Mariss Jansons: dat niet hij maar de solist de leidende factor moet zijn, dat deze de koers bepaalt en het orkest daarin behoort te volgen. Dat als beide partijen hun eigen koers bepalen het hoe dan ook misgaat (we kennen daarvan een roemrucht voorbeeld: de op de klippen gelopen samenwerking tussen Glenn Gould en Leonard Bernstein in het Eerste pianoconcert van Brahms in 1962 (klik hier).

Hoe die samenwerking tussen Ullman en Litton precies is verlopen weten we niet, maar dat sprake is geweest van twee gelijkgestemde zielen lijkt wel duidelijk, want ook het aandeel van Ullman mist de scherpte van een Richter en Zimerman, maar ook bijvoorbeeld Argerich. Waarin Ullman zich wel een absolute meester toont is in de lyrische passages (die in het Tweede pianoconcert aanmerkelijk kwistiger door Liszt zijn rondgestrooid dan in het Eerste). Dan komt Ullmans muzikale verbeelding optimaal tot gelding, zijn we zelfs getuige van een werkelijk ongrijpbare schoonheid, zowel qua klank als expressie.

Liszts ‘Blitze und Donner', de weerspiegeling van een extroverte compositorische én pianistische virtuoos, komt er hier dus niet helemaal uit, met te weinig momentum om echt te beklijven. Alsof de voorzichtigheid de voornaamste leidraad is geweest, De pianopartij is strikt helder vastgelegd, het orkest mist met name in de tutti daarentegen reliëf.

Dan de Pianosonate, die qua vormstructuur enigszins wegheeft van het eveneens zesdelige Tweede pianoconcert, en waarvan Ullmans vertolking mij evenmin op de punt van de stoel bracht, wat pianisten als Grosvenor en Argerich wel lukte. Opnieuw treft bij Ullman de voorzichtigheid, hij gaat niet echt voluit waar weliswaar niet het 'höchste Gewalt' maar wel alle denkbare innerlijke passie en energie een eerste gebod is, waar dan tegenoverstaat dat de lyriek in Ullmans ravissante kleurenspel weer subliem mag flonkeren.

De heldere vleugelklank staat enigszins haaks op het mij iets te diffuse klankbeeld van het orkest, en dan vooral in de tutti-passages.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links