|
CD-recensie
© Aart van der Wal, februari 2016
|
Julien Libeer - Lignes Claires
Ravel: Valses nobles et sentimentales - Le tombeau de Couperin
Lipatti: Nocturne - Sonatine voor de linkerhand
Julien Libeer (piano)
Evil Penguin EPRC 0020 • 53' •
Opname: augustus 2013 & 2015, Studio 4, Flagey, Brussel
|
|
|
De titel van deze cd mag uitsluitend op het conto van de pianist worden geschreven: 'Lignes Claires', 'Heldere Lijnen'. Julien Libeer (Brussel, 1987) heeft, zo jong als hij is, deze stukken vanuit ieder denkbaar perspectief bestudeerd, de magie ervan als het ware ingedronken en zich vervolgens verlaten op zijn esthetische intuïtie - en niet op een van tevoren bedacht concept. Het zijn zo ongeveer zijn eigen woorden. Het lijkt me nogal wat: eindeloos met deze muziek bezig zijn en 'feeling' te laten prevaleren boven concept. Het omgekeerde ligt eerder voor de hand.
Het label Evil Penguin bood hem een platencontract aan. Ravels Le tombeau de Couperin had Libeer toen al als speerpunt van zijn solorecitals gekozen (waaronder in het Amsterdamse Concertgebouw). Het lag voor de hand om juist dit werk, waarmee Libeer al in zoveel concertzalen was opgetreden, voor zijn eerste cd te bestemmen. Waarna uiteraard de vraag kwam welke andere muziek daar het beste bij zou passen. De Valses nobles et sentimentales van dezelfde componist lag voor de hand, maar Dinu Lipatti? Er valt wel degelijk veel voor te zeggen. Vanuit het perspectief van Libeer leek het een volkomen logische keus: op weg naar zijn muzikale volwassenheid raakte Libeer geobsedeerd door deze buitengewoon fascinerende muzikale persoonlijkheid.
|
 |
|
Dino Lipatti en Clara Haskil |
Dinu Lipatti
Het pianofenomeen Dinu Lipatti (1917-1950) behoorde evenals zijn begaafde landgenote Clara Haskil (1895-1960) tot de pianisten die het expressieve karakter van de muziek puur vanuit het notenschrift benaderden en daarmee afstand namen van de traditionele romantische pianoschool, met grootheden als Sergej Rachmaninov (1873-1943) en Józef Hofmann (1876-1957) als twee van de belangrijkste vooroorlogse vertegenwoordigers.
De afstand tussen Lipatti's spel en dat van de grote romantici kon niet groter zijn. Bij Lipatti geen eigenzinnige ornamentatie, opgerekte frasen, grillige tempoversnellingen en vertragingen, crescendi en diminuendi, aangescherpte dynamische accenten. Voor Lipatti geen muziek die zo kon worden 'gekneed' dat de expressie bijna door het opgelegde gewicht zakte.
Een groot aantal pianisten koos voor die 'naturelle' koers, waaronder Walter Gieseking, Arthur Rubinstein, Solomon, Wilhellm Kempff, Clifford Curzon, Emil Gilels, Svjatoslav Richter, Friedrich Gulda, Arturo Benedetti Michelangeli en Rudolf Serkin. Zij waren het vooral die uiteindelijk de richting voor de komende generatie pianisten van de jaren zeventig en tachtig in sterke mate zouden gaan bepalen. Wat hen allen samenbond was hun grote creatieve energie die hen in staat stelde om binnen de kaders van dat 'naturalisme' meer dan voldoende mogelijkheden voor de eigen pianistieke identiteit te vinden en te behouden.
Desondanks hield een aantal pianisten echter vast aan de puur romantische benadering, zoals Byron Janis (totdat in 1973 de voortsluipende artritis een einde aan zijn carrière maakte), Rosalyn Tureck, Julius Katchen, Jorge Bolet, Shura Cherkassky, Vladimir Horowitz, Earl Wild, Alfred Cortot en Wilhelm Backhaus. Tegenwoordig trekt de 36-jarige Russische pianist Arcadi Volodos er volle zalen mee.
'Speciale leerling'
Bevlogenheid in de kunst bestaat (gelukkig!), maar volmaaktheid? Wie maakt geen fouten, wie kent geen inzinkingen? Toch verdient Lipatti's kunst die kwalificatie. Maar Lipatti's grote talent moest wachten, geduld oefenen alvorens zich in het internationale concertleven te manifesteren. Hij mocht terugzien op een gelukkige jeugd in Boekarest, dankzij zorgzame ouders (zijn vader was violist, zijn moeder pianiste), zijn peetvader, de violist en componist George Enescu en zijn enige lerares, Florica Muzicescu, de vrouw die hij aanbad. Daar, thuis bij zijn ouders, dreef hij al op zijn grote muzikale talent, zijn formidabele geheugen en zijn poëtische fantasie. Hij had zich geen stimulerender omgeving kunnen wensen.
In 1934 behaalde Dinu de tweede prijs op het internationale pianoconcours in Genève, een hevige teleurstelling want vriend en vijand waren het er over eens dat hij verreweg de beste deelnemer was. De pianist Alfred Cortot, die in de jury zat, schoot dat dusdanig in het verkeerde keelgat dat hij Lipatti terstond en publiekelijk tot zijn 'speciale leerling' bombardeerde (Een enigszins daarmee vergelijkbaar incident speelde zich in 1980 af, toen Ivo Pogorelich al in de voorrondes van het Chopin Concours in Warschau strandde en jurylid Martha Argerich daarover dusdanig verbolgen was dat ze met het eerste de beste vliegtuig vertrok. Het schandaal leverde Pogorelich overigens geen windeieren op, hij werd er op slag wereldbekend door, zoals ook Lipatti na het debâcle in Genève werd beloond met enige jaren studie in Parijs, die tot de gelukkigste van zijn leven behoorden).
Lipatti had geen haast, hij nam ruimschoots de tijd voor zijn muzikale ontwikkeling, hij studeerde veel in Parijs. Na Cortot en een korte periode bij Paul Dukas (compositie) was het Nadia Boulanger die hem onder haar hoede nam (hij noemde haar later zijn 'tweede moeder'). Hij bekwaamde zich daarnaast in het dirigeren bij Charles Munch, toen concertmeester bij het Gewandhausorchester Leipzig. Zijn belangstelling voor de muziekkritiek leidde tot zijn verhelderende artikelen over o.a. het Boedapest Strijkkwartet, Wilhelm Furtwängler, Bruno Walter, Vladimir Horowitz en Arthur Rubinstein.
Ondanks zijn grote talenten kwam het hem niet als vanzelfsprekend aangewaaid. Volgens zijn vrouw Madeleine besteedde Dinu een uur per dag gedurende zes maanden aan alleen al Chopins Étude op. 25 nr. 6, de gevreesde 'tertsen-étude'. Een andere landgenoot, de dirigent Alceo Galliera, die Lipatti vele malen in concerten had begeleid, merkte eens op dat Lipatti met ieder van zijn tien vingers een identieke neerwaartse kracht kon bewerkstelligen (zijn hand omspande overigens maar liefst 12 toetsen).
Luxe van koninklijke eenvoud
In 1939 keerde Lipatti naar Roemenië terug om in Boekarest zijn eerste recital te geven. Hij had dat even gemakkelijk in Parijs kunnen doen, maar hij koos bewust voor zijn geboorteland. De opdoemende oorlog dwong hem om vervolgens om daar voorlopig te blijven, maar toch slaagde hij erin om in het begin van de jaren veertig zelfs in het bezette Europa nog concerten te geven. In eigen land gaf hij een groot aantal recitals, vele daarvan samen met George Enescu. Onderwijl studeerde nog steeds door, ditmaal onder het toeziend oog van Madeleine Cantacuzene (zij was een bekende pianolerares) die hij als zijn 'derde oor' betitelde. Zijn relatie met haar ontwikkelde zich slechts langzaam, van oppervlakkige affectie naar diepe liefde, precies zoals zijn muzikale ontwikkeling was verlopen.
In 1943 was Lipatti in de gelegenheid om het neutrale Zweden te bezoeken. Hij gaf daar een groot aantal concerten, waarna hij samen met Madeleine de wijk nam naar neutrale Zwitserland, het land dat hem uitstekend zou bevallen. Hij koos voor Genève (Madeleine's familie kwam daar vandaan). Zijn benoeming tot hoofdleraar piano aan het het conservatorium aldaar verhinderde hem niet om in de kleine Zwitserse stadjes en dorpen concerten te geven. Hij vond daar het publiek dat gretig naar zijn spel luisterde, hij voelde zich er thuis en op zijn gemak.
Zijn Chopin? Ongekend doorzichtig en ritmisch geprofileerd, van mijmering naar wervelwind, de rubati meesterlijk gedoseerd, de muziek gevat in een vloeiend rank lijnenspel. Zijn Mozart? De luxe van de koninklijke eenvoud die tot in de kern doordrong, maar diep doorvoeld en volkomen klassiek van opzet, sterk verwant aan de Mozart van Clara Haskil: o zo menselijk, gespierd maar ook verfijnd. Zijn Bach en Scarlatti? Helder, transparant, met fabelachtige stemvoering, afwisselend diepzinnig en dansant, de tempi ideaal gekozen, de structuur moeiteloos opengelegd. Zijn Ravel vol kleurrijke guirlandes en ritmische veerkracht.
Hodgkin lymfoom
Toen Lipatti door de ziekte van Hodgkin werd getroffen kon deze nog niet als zodanig worden herkend, laat staan dat er een medische behandeling voor was. Hij leed niet alleen aan hevige pijn in zijn arm, die uitstraalde naar andere delen van het lichaam, maar evenzeer aan een chronische vermoeidheid die het hem soms vrijwel onmogelijk maakte het ene voor het andere been te zetten. Als hij niet kon of wilde pianospelen componeerde hij, terwijl Madeleine hem het moeizame leven zoveel mogelijk probeerde te verlichten, maar vanaf de lente van 1950 ging het snel bergafwaarts.
Op 23 augustus volgde nog het concert in het Kunsthaus in Luzern, dat wonder boven wonder bewaard is gebleven. Karajan dirigeerde het Lucerne Festival Orchestra en Lipatti speelde de sterren van de hemel in Mozarts Pianoconcert KV 467 (met zijn eigen cadensen), in een mengeling van bevlogen perfectie, fijnzinnige poëzie en masculiene kracht. Hier horen we bovendien een nog jonge Karajan op zijn best.
Zijn laatste concert, in Besançon op 16 september 1950, danken we nog aan het middel cortison dat hij kreeg toegediend om de pijn te verlichten. Kort daarvoor had men ontdekt dat cortison - voorloper van het welbekende prednis(ol)on - werkzaam was tegen reumatoïde artritis en astma. Lipatti had er in die zin baat bij dat hij althans enige weken lang in een euforiestemming verkeerde, mogelijk in de hoop dat hij aan de beterende hand was. Hij voelde zich aanmerkelijk beter en was weer in staat om langer piano te spelen.
In dit laatste optreden wordt werkelijk alles samengevat wat Lipatti's kunst zo bijzonder maakt: het kristalheldere betoog, de sublieme melodievoering, de springlevende ritmiek, het structurele perfectionisme en het glanzende aura dat deze muziek voortdurend beheerst. Hier leidt de oprechtheid en de ernst, niet de zelfexpressie, het sentiment of het pathos. Het gaat door merg en been, soms gaapt de afgrond, het bezorgt kippevel. Zijn handen 'wandern' over de toetsen, de melancholie ontplooit zich, maar zonder enige concessie aan het klassieke evenwicht. Lipatti blijft zijn grootse, tijdloze stijl tot het einde toe trouw. Dinu Lipatti stierf na een bijzonder pijnlijk ziekbed op 2 december 1950 in Genève. Hij werd 33 jaar.
 |
Dinu Lipatti tijdens zijn laatste concert in Besançon op 16 september 1950 |
Lipatti en Libeer: duidelijke overeenkomsten
Toeval of niet, wie het spel van hen beiden vergelijkt stuit eerder op overeenkomsten dan verschillen. Zo bezien is Libeers grote affectie voor Lipatti als musicus (en componist!) niet verwonderlijk. Ze stammen weliswaar uit een geheel ander tijdsbeeld, maar hun intenties lijken parallel te lopen, de eigenschappen van het spel van Lipatti en dat van Libeer gaan naadloos in elkaar over, alsof de tijd heeft stilgestaan. Van het (bescheiden) aantal composities van Lipatti (de lijst omvat in totaal vijftien werken) zijn er slechts vier voor uitsluitend de piano overgeleverd: een Sonatine voor de linkerhand, een Pianosonate, een Fantasie en een Nocturne. Libeer speelt op deze cd zowel de Sonatine als de Nocturne.
Maar er lopen meer (heldere!) lijnen dan die van Lipatti naar Libeer. In dat lijnenspel kan zonder enige moeite eveneens de muziek van Ravel worden betrokken, want er zijn raakvlakken genoeg aan te wijzen: het onfeilbare gevoel voor melodische en harmonische oorspronkelijkheid en de sublieme meerstemmigheid die geen enkele concessie doet aan het heldere discours. Zo is ook het spel van Julien Libeer, dat naar mijn gevoel uitmondt in een weliswaar deels postume maar toch niet minder actuele ontmoeting tussen drie meesters van het klavier: Lipatti, Ravel en Libeer. Het maakt deze cd tot een heel bijzondere ervaring. Een wonder eigenlijk. Julien Libeer is een reusachtig pianotalent. Dat in deze recensie meer plaatsruimte is ingeruimd voor Lipatti dan voor Ravel en Libeer wordt mij hopelijk niet al te zeer aangerekend.
|
|