CD-recensie

 

© Aart van der Wal, februari 2020

Louis Lewandowski - Eighteen Liturgical Psalms

Rózsa Kiss (sopraan), Lúcia Megyesi Schwartz (mezzo),
Viola Thurnay (alt), Gábor Pivarcsi (tenor), Szabolcs Hámori (bas), Márton Levente Horváth (orgel),
Hongaars Radiokoor o.l.v.
Andor Izsák
DG 00289 483 7724 • 72' •
Opname: juni 2019, Studio 6, Boedapest (H)

   

Louis (Lazarus) Lewandowski (1821-1894) was een Duitse componist en dirigent met joodse wortels. Hij is vooral bekend geworden door zijn inzet voor een nieuwe liturgie ten behoeve van de joodse synagoge, waarin centraal een mengsel van westerse klassieke muziek en traditionele joodse gezangen, met daarnaast een belangrijke plaats voor het orgel. Ook dat laatste was bijzonder, want in de synagoge was het orgel verre vanzelfsprekend. De eerste keer dat orgelmuziek weer in de joodse eredienst werd toegelaten was in 1810, in Seesen vlakbij Hannover. Het moet ook van de plaatselijk geestelijk leider, Israel Jacobson (1768-1828), de nodige moed hebben gevergd om een dergelijke stap te zetten. Dat bleek al kort daarna, toen er een ware proteststorm vanuit de joodse gemeenschap in heel Duitsland opstak. Op het eerste gezicht misschien best vreemd, want in de Talmoed wordt wel degelijk melding gemaakt van het orgel als een van de instrumenten, aangeduid met 'magrepha', zoals die werden gebruikt tijdens de erediensten in de Tempel van Jeruzalem. De kentering kwam in 70 na Chr., nadat de Romeinen de tempel hadden leeggeplunderd en de dan nog sterk florerende joodse cultuur en alles wat ermee samenhing om zeep hadden geholpen, en de joodse gemeenschap het besluit nam dat ingevolge de diaspora de religieuze diensten zoals die in de Tempel werden gehouden, ook elders niet opnieuw meer tot leven te wekken. Met als gevolg dat niet alleen het orgel maar de instrumentale muziek überhaupt wereldwijd uit de synagogen werd verbannen. Vandaar de als het 'orgeldispuut' bekend staande 'cultuurschok' na die eigengereide introductie van het orgel in Seesen.

Maar hoe provocerend die daad ook geweest moge zijn, toch is het daar niet bij gebleven. Er kwam zelfs een positief vervolg dankzij de opkomst van het liberale jodendom, waardoor er in de synagogen weer ruimte kwam voor de vocale en instrumentale muziek. Joodse componisten gingen de gebeden in de synagoge van muziek voorzien, het verder aan de plaatselijke geloofsgemeenschap overlatende of er wel of geen orgel aan te pas mocht komen. Dat gold eveneens voor Lewandowski, die dat in zijn partituren altijd aangaf: met of zonder begeleiding van het orgel.

Een ander belangrijk aspect, samenhangend met een eeuwenlange traditie, betrof het wel of niet optreden van een gemengd koor in de synagoge. Dat had alles te maken met de regel dat mannen en vrouwen apart aan het gebed deelnamen en dat die scheiding in geen geval mocht worden geschonden. Het moet zeker voor een orthodoxe jood onverteerbaar zijn geweest: een gemengd koor dat optrad tijdens de liturgische dienst. Het lijkt geen overdreven vaststelling dat dit vandaag de dag nog zo zijn als daar in Seesen als wegbereider niet de moedige Israel Jacobson was geweest.

Maar het was een niet minder regelrechte provocatie om niet alleen 18 liturgische psalmen voor solisten, vierstemmig gemengd koor en orgel te componeren maar die ook, zoals Lewandowski deed, op te dragen aan 'Zijne Majesteit Koning Ludwig II van Beieren in het diepste respect'. En dan heb ik het nog niet over het feit dat, althans vanuit joods perspectief, de psalmen niet waren gezet in de oorspronkelijke taal, het Hebreeuws, maar in de Duitse vertaling van de hand van Leopold Zunz (1794-1886), de geleerrde historicus die een uitgebreide studie over het jodendom in gang had gezet. Dat de psalmen van David al sinds de Oudheid een fundamenteel onderdeel vormden van zowel de joodse als christelijke geloofsleer deed daaraan uiteraard niet af.

Natuurlijk is dit geen hemelbestormende muziek. Immers, zij is bedoeld als muzikale ondersteuning van de religieuze dienst. Niets meer, niets minder. Het progressieve karakter ervan moet vooral worden gezocht in de daad van het componeren zelf. Wel is het muziek die merendeels binnen het bereik van amateurkoren ligt, al zal dit minder gelden voor de solistische bijdragen (hoewel Lewandowski ook met dit aspect binnen de kaders van de joodse eredienst heeft rekening gehouden). Het Hongaars Radiokoor en de vijf solisten hebben met deze 18 psalmen (die desgewenst ook afzonderlijk kunnen worden uitgevoerd) uiteraard geen enkele moeite (al zijn intonatie en balans soms niet perfect, zoals in Psalm 65, 'Dir gebühret Lobgesang, Gott in Zion) en dirigent Andor Izsák laat horen dat hij deze partituur tot in de puntjes beheerst. Zeer geslaagd is ook de bijdrage van het orgel. Het ietwat vette vibrato van sommige solisten (mezzo en alt) is een kwestie van smaak. In Centraal-Europa overigens niet ongebruikelijk.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links