CD-recensie
© Aart van der Wal, februari 2022 |
De samenstelling van dit programma is gebaseerd op dwarsverbindingen: de Franse componist Jean-Marie Leclair (1697-1764) was een leerling van de Venetiaan Antonio Vivaldi (1678-1741), terwijl diens landgenoot Pietro Locatelli (1695-1764) zeer vriendschappelijke banden onderhield met beide componisten. Wat uit deze uitvoeringen ook blijkt is dat de Franse en Italiaanse Barok een bekoorlijke mengeling is van zowel overeenkomsten als verschillen (wat we eigenlijk al eerder wisten). Aan één aspect twijfelde ik wel, alvorens nog maar een noot te hebben gehoord: het inlassen van twee preludes van Vivaldi, ieder met een tijdsduur van minder dan een minuut, waarvan de ene is gestoeld op een deel uit het Vioolconcert RV 355 en de andere op de Triosonate RV 60. Door ze uit hun oorspronkelijke verband te halen worden het 'broodkruimels' op een overigens zeer welgedekte tafel; en zo pakt het naar mijn smaak ook uit. Maar als het al een kritiekpuntje is, dan is het wel het enige want deze jonge Franse violist (hij is pas 26) is van begin tot eind formidabel op dreef en onderscheidt zich van zoveel andere collega's door een weliswaar in de historiserende uitvoeringspraktijk gewortelde, maar desalniettemin vrije speelstijl die van een ronduit betoverende signatuur is en menigmaal zelfs een bijna improviserend karakter heeft. Het is deze zeer soepele aanpak die de muziek voortdurend doet flitsen en flonkeren, waarbij het ene juweel aan het andere wordt geregen. Ook in de langzame delen is Langlois de Swarte subliem op dreef, met warme, glanzende toon en diep gestoken lyriek. Het instrumentaal ensemble Les Ombres (de naam zegt het al: het is eveneens Frans) volgt de solist zowel op de voet als met een net zo aanstekelijke vrijheid die deze toch al fraaie concerten nog eens extra cachet geven. Dankzij de relatief kleinschalige opzet (vier eerste en drie tweede violen, twee altviolen, drie celli [waarvan er één ingezet als solo], contrabas, theorbe, fagot, klavecimbel en kistorgel) en het grote speltechnische arsenaal zijn wendbaarheid en expressie optimaal, hetgeen samen met de zeer geslaagde opname een van de beste barok-cd's van de afgelopen tijd oplevert. Waarbij ik graag nog vermeld dat de solist op een Jacob Stainer van 1665 speelt en de barokstrijkstok afkomstig is van (Nicolas) Pierre Tourte van rond 1750. index |
|