![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, juni 2014
|
De Oostenrijkse componist Thomas Larcher (1963) is zeker geen onbekende in de hedendaagse muziekscene (ik besprak al eerder werk van hem: klik hier). Dat is zo op het eerste gehoor nogal merkwaardig want zijn muziek lijkt niet synoniem te zijn aan het 'kunstzinnig ordenen van klanken'. Maar zijn muziekuitgever Schott zegt geen woord teveel: Larcher is 'widely celebrated as one of the most interesting compositional voices at work today'. The Londense Times ging nog een stap verder: 'his extraordinary, arresting, communicative music is one of this century's wonders [.]'
Larcher is door de jaren heen vergroeid geraakt met de piano, zijn lijfinstrument (hij is van huis uit pianist). Het was de pianoklank waarmee hij al in zijn kinderjaren vertrouwd raakte, en waarvan hij veel later zou zeggen dat het instrument wat hem betreft 'dood' was, 'aus der Musikentwicklung herausgefallen'. Met Rachmaninovs Derde en Bartóks Tweede pianoconcert was wat hem betreft een einde gekomen aan een lange ontwikkeling: beide concerten vormden voor hem het laatste hoogtepunt op het gebied van coherente uitdrukking, structuur en virtuositeit. Het waren de laatste concerten waarin nog met behulp van traditionele middelen iets nieuws werd gezegd. Of Larcher daarmee het gelijk aan zijn kant heeft, doet er eigenlijk niet toe. Het is in ieder geval zijn gelijk en daarmee zijn vertrekpunt als componist. De piano was in zijn beleving niet meer dan een sacraal, historisch instrument dat vandaag de dag nog precies zo wordt gemaakt als aan het einde van de negentiende eeuw. Met die traditie moest worden gebroken, het was nu een kwestie van nieuwe klanken en uitdrukkingsmogelijkheden te creëren die het tot een ander instrument maakten. Een instrument dat in staat was om voor onze tijd te spreken, aldus de componist. De geprepareerde piano werd Larchers compositorische plechtanker, waarbij de snaren ook rechtstreeks, dus zonder tussenkomst van de claviatuur, werden 'bespeeld'. Het openingswerk op deze cd, 'Smart Dust' (2005), maakt een belangrijk deel uit van deze ontwikkeling. De twaalf (zeer) korte pianostukken die Larcher publiceerde onder de verzamelnaam 'Poems, 12 Pieces for Pianists and other children' (1975-2010), komen rechtstreeks uit wat Larcher zelf zijn 'Zettelkasten', zijn kaartenbak noemt, gevuld met zijn persoonlijke herinneringen, belevenissen en foto's, zij het in een muzikaal uiterst gecondenseerde vorm. Larcher: "Het moest muziek zijn die ontslakt, gereduceerd, helder en juist daardoor intens. En ik ging terug naar een zeer duidelijke tonaliteit." Er zijn verwijzingen naar Bartók (MUI 1), maar ook naar een vroeg pianostukje uit 1975 van de toen 12-jarige Larcher. Tot slot dan 'A Padmore Cycle'' (2010-2012) op teksten van de met Larcher bevriende dichters Hans Aschenwald en Alois Hotschnig, waarin de natuur, de bergen en het landschap centraal staan. Het is open, transparante en tonale muziek, al zal het Mark Padmore (aan wie deze cyclus van elf liederen is opgedragen) - zo kan ik mij voorstellen - niet zomaar de juiste weg in de rond veelal raadselachtige teksten gesponnen noten hebben gevonden. Deze intrigerende mix van zeer grote precisie en breekbaarheid is zeker niet iedereen op het lijf geschreven en moet voor met name Padmore zelfs een zowel vocaaltechnisch als interpretatief onontgonnen gebied zijn geweest, waar hij zich overigens met glans doorheen heeft weten te slaan. Misschien had Larcher wel een 'prepared voice' in gedachten toen hij het stuk schreef. Dat hij bovendien een uitstekend pianist is blijkt wel uit zijn begeleidende rol (de piano heeft veelal meer te doen dan de zangstem: die mijmert in zijn 'Nachklang' nog lang na over de gezongen tekst). De Servische Tamara Stefanovich (zij neemt 'Smart Dust', 'Poems' en 'What becomes' voor haar rekening) is een waar pianotalent, maar dat wisten we al naar haar spectaculaire vertolking van Pierre Boulez' hondsmoeilijke Tweede pianosonate (1948) in december van het vorig jaar in het Amsterdamse Concertgebouw. index |
|