Gidon Kremer & Martha Argerich -
The Berlin Recital (2006)
Bartók: Sonate voor soloviool Sz 117 (1944) - Vioolsonate
nr. 1 Sz 75 (1921). Schumann: Kinderszenen op. 15 -
Vioolsonate nr. 2 in d, op. 121.
Toegiften:
Kreisler: Liebesleid - Schön Rosmarin.
Live-opname 11-12-2006, Grote Zaal, Philharmonie, Berlijn.
EMI Classics 6 93399 2 9 • 58' + 59' • (2 cd's)
Martha Argerich & Friends, dat is de laatste jaren toch Argerichs
belangrijkste drijfveer geworden om zich op het podium te manifesteren.
Dat is wat deze nog steeds hevig gepassioneerde Argentijnse (ze is inmiddels
68!), een van de grootste pianisten van haar tijd, toch het liefste doet:
sámen met haar partner(s) op het podium steeds weer die nieuwe,
unieke uitdaging aangaan, musiceren op het hoogst denkbare niveau. De
hieruit voortvloeiende synergie spat er dan letterlijk van alle kanten
van af, want ook haar 'brothers in arms' blijken dit als heel bijzonder
te ervaren, getuige hun hoogst geïnspireerde, vlammende spel. Maar
misschien kun je nog beter zeggen dat zij elkaar aansteken om echt het
uiterste uit de partituur te halen, het verzengende, maar ook poëtische
karakter van de muziek het volle pond te geven, zonder de innerlijke structuur
daarvan uit het oog te verliezen.
Wát een droom is dit spel, misschien mede door Argerichs soms
grillige aanpak, zoals in Schumanns Kinderszenen, waarin de twaalf
deeltjes elkaar vrijwel zonder onderbreking opvolgen en zij nog indrukwekkender
dan mijn favoriet voor dit werk (Radu Lupu, op het Decca-label) van deze
miniaturen werkelijk tableaux vivants weet te maken. Wie gelooft
niet in haar 'Ritter von Steckenpferd'? Maar hoe overtuigend ook Schumanns
Tweede vioolsonate hier klinkt, zij het met meer nadruk op de romantiek
dan op Schumanns verscheurde ziel, het zijn toch de beide Bartók-stukken,
waarin Kremer en Argerich in de sonate uit 1921 werkelijk alles uit de
kast trekken en in de volksliedachtige finale een ware veldslag met de
over elkaar heen buitelende volksliedmotieven ontketenen die pas bij het
slotakkoord abrupt eindigt. Kremer en Argerich nemen risico's die zij
in de studio niet aandurfden (DG), maar hier, in de Berlijnse Philharmonie,
fantástisch uitpakken. Dan is er tot slot van het officiële
programma Kremers ongekende visie op Bartóks Solosonate uit 1944
die ik nog niet eerder met zoveel kleurschakeringen en ritmische finesse
heb gehoord. Dit is het type spel dat eigenlijk iedereen op de knieën
krijgt. Zelfs Isabelle Faust (viool) haalt in haar ongemeen spannende
studio-opname (Harmonia Mundi) dit niveau niet. De beide toegiften zijn
zowel onvermijdelijk als 'spot on', maar na de grandioze Bartók
klinken ze desondanks als nagepruttel van twee weesjes.
De live-opname is zo natuurgetrouw dat de soms enigszins benauwende akoestiek
van de grote zaal optimaal tot leven komt. Blijkbaar hebben de technici
tijdens de nabewerking de galmapparatuur niet uit de kast gehaald. Gelukkig
maar!
|