CD-recensie

 

© Aart van der Wal, januari 2021

Kozeluch - Complete Sonatas

Jenny Soonjin Kim (fortepiano)
Brilliant Classics 95984 (12 cd's)
Opname: 2013/14/15, Kresge Chapel, Claremont School of Theology, Claremont, Californië; 2017/18, LMP Studios, Claremont

   

Het heeft in ons huidig tijdgewricht iets van een adagium meegekregen: dat (vrijwel) onbekende muziek terecht die nogal onbarmhartige status heeft meegekregen omdat die muziek dat ‘nu eenmaal verdient'. Muziek dus die niet interessant genoeg is om (meer) bekend te worden. Toegegeven, dat kan zo zijn, al is en blijft de beoordeling steken in pure subjectiviteit. Wat overigens onverlet laat dat die verwaarloosde muziek in compositietechnisch opzicht veelal goed tot zeer goed in elkaar steekt. Het is zelfs vaak zo dat, wat de orkestmuziek betreft, de instrumentatie i.c. orkestratie ervan ronduit inventief is.

In een ingezonden artikel in NRC Handelsblad van 15 januari hield Kees Vlaardingerbroek, o.a. bekend als artistiek leider van de bekende NTR ZaterdagMatinee en via Radio 4 uitgezonden, doorgaans avontuurlijk samengestelde concertseries – een pleidooi voor het afzweren van het marktdenken en de identiteitspolitiek (omdat die het draagvlak voor kunstsubsidies zouden ondergraven), met daarin als rode draad de in zijn ogen absoluut noodzakelijke erkenning van het unieke belang van het genie in de muziek. Om vervolgens zijn stelling deels toch wel te ontkrachten met het slechtst denkbare voorbeeld: dat van de Amerikaanse componist John Adams, door Vlaardingerbroek als genie bestempeld en wiens werk in ons land nu juist wel ruim baan heeft gekregen terwijl hem bovendien de prestigieuze Erasmusprijs werd uitgereikt. Op Facebook heeft zich inmiddels over dit onderwerp een interessante discussie afgespeeld, maar waar het mij nu om gaat is de definitie van het (hedendaags) genie. Want als die er al is: wie bepaalt dat? Tijdgenoten, de muziekgeschiedenis heeft het lang en breed bewezen, zijn er niet al te best in gebleken. Wat zegt Van Dale trouwens over dat begrip 'genie'? ‘De aangeboren gave van grote geesten om iets buitengewoons te scheppen, buitengewone begaafdheid en oorspronkelijkheid van geest, scheppend vernuft'. Prima, maar veel verder brengt het ons niet.

Waarom dit van stal te halen? Omdat ik onlangs spontaan (ik had er niet om gevraagd) van Brilliant Classics een doos kreeg toegestuurd met daarin maar liefst 12 cd's, goed voor bijna 13 uur muziek, gewijd aan slechts één componist en dan ook nog eens één genre: de complete sonates van de Bohemer Leopold Kozeluch (1747-1818), een belangrijke tijdgenoot van Haydn, Mozart én Beethoven.

Antonín Leopold Kozeluch zag het levenslicht in Velvary (nu deel uitmakend van Tsjechië). Het is weer het bekende verhaal: zijn muzikale talenten werden vrij snel ontdekt. Hij verhuisde van het Boheemse platteland naar Praag om daar te gaan studeren bij eerst zijn neef Jan Antonín Kozeluch en vervolgens bij niemand minder dan de componist en pianist Frantisek Xaver Dussek.

In 1778 werd Wenen de nieuwe pleisterplaats van de dan 31-jarige Kozeluch, waar hij nog kort les nam bij Johann Georg Albrechtsberger Hij werd er verrvolgens niet alleen een hoog gewaardeerde muziekdocent en pianist, maar runde er ook een succesvol uitgevershuis. Drie jaar later arriveerde een uitnodiging op zijn bureau van niemand minder dan de aartsbisschop van Salzburg: of hij bij de prelaat in dienst wilde treden als hoforganist. Kozeluch had er echter geen zin in. In 1792 lagen de kaarten evenwel anders, toen het keizerlijk hof onder Franz I hem een lucratief aanbod aan de hand deed: de positie van ‘Hofmusik Compositor' en ‘Kammer Kappellmeister' aan het Weense hof, als opvolger van Wolfgang Amadeus Mozart (die op 5 december 1791 was overleden). Dat was in hetzelfde jaar dat Beethoven (voor de tweede en tevens laatste maal) vanuit Bonn in de Oostenrijkse muziekmetropool zijn intrek had genomen. Kozeluch nam het aanbod aan en bleef in die functie werkzaam tot zijn dood in 1818.

Antonín Leopold Kozeluch (1747-1818)

Deze zoon van een eenvoudige schoenmaker debuteerde in 1771 als balletcomponist in Praag (na het gymnasium had hij zijn studie rechten opgegeven om zich geheel aan de muziek te kunnen wijden). Zijn balletmuziek viel in de smaak van zowel het aan het Nationaal Theater verbonden orkest als het publiek. Zozeer zelfs dat er tot 1779 maar liefst nog 24 balletten volgden. Maar ook als pianist liet Kozeluch danig van zich spreken, terwijl hij als docent tot de hoogste kringen wist door te dringen, met als voorlopig hoogtepunt de muziekleraar van aartshertogin Maria Elisabeth, de dochter van de Oostenrijkse keizerin Maria Theresia; een belangrijke functie waarin hij Johann Georg Wagenseil was opgevolgd. Mogelijk was het deze connectie die hem in 1792 de prestigieuze positie aan het keizerlijk hof in Wenen opleverde. Evenals Mozart vóór hem trad ook Kozeluch toe tot twee loges van de vrijmetselaars: ‘Zum Palmbaum' en ‘Zu den drei Adlern'.

Hij mag dan als componist vandaag de dag vrijwel vergeten zijn, in zijn tijd had hij dus zeker het nodige in de melk te brokkelen. Aan het eind van de achttiende eeuw was hij zelfs buiten de eigen stads- en landsgrenzen bekend, zo niet beroemd. Dat blijkt ook uit de inspanningen die Joseph Haydn zich in Londen getroostte om onder zijn leiding Kozeluchs symfonieën uitgevoerd te krijgen; en met succes.

In Ernst Gerbers 'Lexikon der Tonkünstler' (1790) wordt Kozeluch zelfs als Europa's favoriete componist aangeduid:

Leopold Kozeluch ist ohne Widerrede, bey jung und alt, der allgemein beliebeste, unter unsern itzt lebenden Komponisten und das mit allem Rechte.

Ook als pianist maakte Kozeluch furore, en niet in de laatste plaats als vertolker van zijn eigen werk. Wat overigens niet naar de zin was van eerst Mozart en vervolgens Beethoven: ze bekritiseerden niet alleen zijn spel, maar hadden evenmin veel op met zijn composities. Daaronder een groot aantal pianoconcerten, symfonieën, opera's, oratoria, cantates en andere geestelijke werken, naast veel kamermuziek. Wie hem daardoor het stempel ‘veelschrijver' opplakt, doet hem zeker geen recht.

Mozart mag dan kritiek op Kozeluch hebben gehad, uit publicaties in die tijd blijkt dat de status van Kozeluch als componist én pianist niet onderdeed voor die van Mozart. De Ierse tenor Michael Kelly die in Mozarts Le nozze di Figaro de rol van Basillo zong, herinnert zich zijn eerste ontmoeting met Mozart tijdens een concert in Wenen door de 'celebrated Kozeluch, a great composer for the piano-forte, and a fine performer on that instrument' (Reminiscenses, 1826).

Twaalf cd' met Kozeluchs volledige oeuvre voor klavier solo: waar begint een mens aan, was mijn eerste gedachte. Zowel bezien vanuit de vertolker (al heeft Kim er gelukkig ruim de tijd voor genomen, zij het het merendeel in slechts twee maanden: juli en augustus 2018) als de muziekliefhebber (gedoseerd genieten dus). Had een beperkte maar zorgvuldige selectie niet de voorkeur verdiend? Het compleetheidsvirus is niet altijd een zegen. De verklaring lijkt mede ingegeven door wat in het cd-boekje wordt opgemerkt: dat Kozeluch kan worden beschouwd als 'een pionier van een compositiestijl die in muzikaal als technisch opzicht volmaakt geschikt is voor de fortepiano'. Het lijkt me ietwat teveel eer, maar wel is het een feit dat deze werken al vanaf het prille begin veel minder tot in het geheel niet geschikt lijken voor uitvoering op klavecimbel (hoewel hij publicitair tot en met de Sonate nr. 37 geen onderscheid maakt tussen klavecimbel en fortepiano; wat overigens een commerciële reden kan hebben gehad). Een feit is ook dat Kozeluch zijn studenten het uitvoeren van zijn sonates op klavecimbel regelrecht ontraadde. Muziek dus die bepaald verder was dan het desbetreffende instrument.

Wat spijtig is, is dat van geen enkele sonate het oorspronkelijke manuscript is overgeleverd. Dat zou erop kunnen wijzen dat Kozeluch het gewoon heeft weggegooid nadat de muziek eenmaal in druk was verschenen (in Wenen, Londen en Parijs). Dat geeft voedsel aan de gedachte dat die (eerste ) druk geheel en al in overeenstemming was met het manuscript; of dat mogelijk nog in de 'Stichvorlage' correcties werden aangebracht (waarna het manuscript niet verder meer nodig was). Christopher Hogwood heeft zowel wat de tekst als de chronologie betreft nog tot kort voor zijn dood een nieuwe integrale, vierdelige uitgave voorbereid die in 2015 bij Bärenreiter is verschenen en als uitgangspunt heeft gediend voor dit complete album onder de hoede van Jenny Soonjin Kim.

Waarmee we bij Kims vertolking zijn aanbeland. Wie haar niet kent mag ik verwijzen naar haar profiel op internet, met als aanvulling dat deze Zuid-Koreaanse en in de VS wonende fortepianiste zich heeft gespecialiseerd in de historiserende uitvoeringspraktijk en in het klaviergenre inmiddels een grote reputatie heeft opgebouwd. Dat blijkt ook uit haar vertolking van deze maar liefst 50 sonates (Kozelich schreef er evenveel als Haydn), waarin fijnmazigheid en bijna revolutionaire contrastwerking elkaar volmaakt afwisselen. Ze imponeert bovendien door een bijna intuïtieve precisie in articulatie, dynamiek, frasering en ritmiek, en ze buit bovendien de speltechnische mogelijkheden van haar fortepiano (een replica van Michael Walker uit 1987 naar een fortepiano van Anton Walter uit 1795, gestemd op A=430Hz) ten volle uit. Zoals ze ook overtuigt wat betreft vorm en inhoud en stilistisch de nodige glans geeft aan deze ook in technisch opzicht bepaald niet kinderachtige werken. Dat ze de herhalingen respecteert valt eveneens te prijzen, wat me dan tevens op het enige, zij het geringe minpuntje brengt: dat ze die al te letterlijk neemt, niet de uitgelezen gelegenheid aangrijpt om te variëren. Over het nut van herhalingen kan een boek worden geschreven, maar in deze sonates zijn ze zeker op hun plaats omdat ze daardoor wel degelijk winnen aan muzikaal gewicht.

Wat uit haar vertolkingen gelukkig ook blijkt zijn de grote stilistische verschillen tussen de sonates op de eerste twee cd's (t/m nr. 9) en die van een aanmerkelijk minder orthodox gehalte, zoals blijkt uit de meer persoonlijke inbreng van de componist in de sonates nr. 9-16 (cd's 3 en 4). Geleidelijk aan komt er meer expressieve expansie in beeld, wordt het melodisch en harmonisch complexer en zijn er meer en meer van die karakteristieke wendingen die zelfs linea recta aan Mozarts pianowerken doen denken. Soms vroeg ik me zelfs af wat het nu was: de invloed van Mozart op Kozeluch of juist omgekeerd. In de toelichting wordt zelfs beweerd dat Beethoven en zelfs Schubert om de hoek komen kijken, maar in idiomatisch opzicht is daarvan geen enkele sprake. Mogelijke gedachten omtrent beïnvloeding hebben wellicht iets met het tijdsbeeld te maken en met de omgeving waarin werd gecomponeerd.

Het boekje is wat rudimentair uitgevallen met vreemd genoeg een brokje onbedoelde tekstherhaling. Ook valt uit de op de cd gebrande tekstinformatie op te maken dat in eerste instantie sprake is geweest van losse uitgaven die nu dan alle zijn samengebracht in deze (spotgoedkope!) box van Brilliant Classics. Het instrument is in een naar mijn smaak iets te ruimtelijke omgeving geplaatst en als het niet zo is, is dat er later digitaal ingebracht (er is sprake van twee verschillende locaties). Veel negatief gewicht legt het niet in de schaal. Houdt u het er in ieder geval maar op dat deze integrale uitgave een aanwinst is. Dat Kozeluch zeker geen Beethoven is doet daaraan niets af. Het zou wat zijn als dat wel het geval was!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links