CD-recensie

 

© Aart van der Wal, juni 2024

Kodály: Háry János Suite - Nyári este (Zomeravond) - Symfonie in C

Buffalo Philharmonic Orchestra o.l.v. JoAnn Falletta
Naxos 8.574556 • 68' •
Opname: mei & nov. 2022, Kleinhans Music Hall, Buffalo, New York

 

Ik ben zeker positief verrast over de kwaliteiten van het Buffalo Philharmonic, in de staat New York, onder zijn chef-dirigente JoAnn Falletta (Queens, New York, 1974) in de orkestwerken van Zoltán Kodály (1882-1967).

Falletta was met ingang van het concertseizoen 1999-2000 met haar benoeming de eerste vrouw die aan het hoofd stond van een Amerikaans orkest. Ze heeft vervolgens met het Buffalo Philharmonic in datzelfde Amerika een grote reputatie opgebouwd, hetgeen heeft geresulteerd in een verbintenis die (vooralsnog?) tot het einde van het concertseizoen 2025-2026 loopt. Als ze de gehele termijn afmaakt is ze ruim een kwarteeuw met dit orkest verbonden geweest.

Meer dan en passant leidt ze bovendien als 'artistic director' in Honolulu het enige symfonieorkest dat Hawaii rijk is. Daarnaast heeft ze in Europa nog het nodige in de muzikale melk te brokkelen gehad. Kortom, de naam Faletta mag dan niet op ieders lippen liggen, bekend maar ook geliefd is ze daarentegen wel. En grote muzikale kwaliteiten bezit ze evenzeer: wat dit betreft doet ze zeker niet onder voor nog zo'n coryfee: Marin Alsop.

Na het beluisteren van dit Naxos-album vond ik op Spotify nog een uitgave van dit label, eveneens geheel gewijd aan de muziek van Zoltán Kodály, door hetzelfde orkest onder dezelfde dirigente, met het Concert voor orkest, de Dansen van Galánta én van Marosszék, en de Peacock (Pauw)-variaties. De algehele luisterindrukken waren ook ditmaal onverminderd positief.

Wat mij betreft is er geen enkele twijfel over: dit doet een Centraal-Europees orkest zelfs met een dirigent uit dezelfde contreien echt niet beter, hoewel ongetwijfeld anders; en gelukkig maar, want een saaie boel door veel van hetzelfde wil uiteindelijk niemand.

Zoltán Kodály (r.) met de dirigent Leopold Stokowski

Wat in al deze uitvoeringen zo sprékend naar voren komt is de onlosmakelijke verbintenis tussen Kodály de componist en Kodály de etnograaf. Kodály die samen met zijn goede vriend Béla Bartók door heel Hongarije trok om er naarstig volksmuziek te verzamelen en te documenteren, en die evenals Bartók (wiens etnografische speurtochten zich zelfs tot diep in de Balkan uitstrekten) de folklore een warme plaats gaf in zijn compositorisch oeuvre.

Maar anders dan Bartók koos Kodály voor de integratie van volksmuziek in zijn eigen werk de conservatieve weg, terwijl Bartók de folklore alleen als basismateriaal gebruikte. Met als gevolg dat melodische, harmonische en ritmische gesteldheid in het werk van Kodály een veel minder progressief karakter draagt; en dus niet per se omdat Kodály zich uitsluitend tot de volksmuziek van zijn thuisland beperkte. Zoals het ook verklaart waarom - anders dan bij Bartók - de melodiek in Kodály's componeren altijd de dominante factor is gebleven, hij zich expliciet daarop richtte en ritme en harmonie daaraan ondergeschikt maakte. Waarmee evenwel zeker niet alles is gezegd, want hij ondervond als componist ook invloeden van het gregoriaans, de kerkmuziek uit de Renaissance (en dan met name die van Palestrina), maar ook van Bach en zelfs het Franse impressionisme. Het is evenwel zeker geen amalgaam geworden, of dat Kodály's strikt eigen muzikale handtekening in zijn muziek zou ontbreken. Ook Kodály kon echt wel over zijn eigen horizon heen kijken.

De op deze tweede uitgave vertegenwoordigde, driedelige Symfonie in (het klinkklare) C-groot, bedoeld als een muzikaal in memoriam voor de Italiaanse dirigent Arturo Toscanini, al in de jaren dertig begonnen maar eerst voltooid in 1957, kort na het overlijden van de maestro, is naast Zomeravond - een werk vervuld van van dans en droom - een representatief voorbeeld van de behoudende Kodály. Saillant detail daarbij: in 1906, in het jaar dat Zomeravond werd afgerond, gaven Bartók en Kodály (ze bleven hun leven lang bevriend) een boek uit, Magyar Nepdalok, geheel gewijd aan de Hongaarse volksmuziek en ingegeven door wat zij als hun ideaal beschouwden: een herboren Hongaars volk in een vernieuwd Hongarije.

Bladzijde uit 'Magyar Nepdalok' (1906)

Aanmerkelijk boeiender is de Háry János Suite (1926/27), ongetwijfeld Kodály's bekendste werk, afgeleid van zijn gelijknamige volksopera, die als komisch 'Singspiel' in 1926 in de Hongaarse hoofdstad zijn première beleefde. Van huis uit sterk Hongaars georiënteerd (de voertaal is uiteraard Hongaars), de humor incluis, lag het stuk buiten de eigen landsgrenzen al prompt tamelijk 'moeilijk', wat Kodály dacht op te lossen met de als suite verpakte zes deeltjes (vier 'avonturen', met proloog en epiloog), waarvan de eerste uitvoering plaatsvond in Barcelona op 24 maart 1927, door het Orquestra Pau Casals.

Kodály heeft de inhoud van de opera zelf bondig samengevat:

'Elke Hongaar is een dromer. Hij ontvlucht de trieste werkelijkheid der eeuwen en duikt in een wereld van illusie. Háry János' opschepperij is meer dan een droom, het is ook poëzie . [Hij] is een primitieve dichter, en wat hij te zeggen heeft, concentreert zich in één held: zichzelf. Nadat we hebben geluisterd naar de heldendaden die hij heeft verzonnen, is het tragisch symbolisch dat we hem tegenkomen in een armoedig dorpscafé. Hij lijkt gelukkig in zijn armoede - een koning in het koninkrijk van zijn dromen.'

Ook dit tweede Kodály-album is een schot in de roos, want het betreft uitvoeringen om door een ringetje te halen en de opname is puik. Misschien ligt er nog wel meer van Naxos uit Buffalo in het verschiet, al zal zich dit ongetwijfeld beperken tot de werken voor (solisten), koor en orkest, want meer orkestwerken heeft Kodály voor zover mij bekend niet op zijn naam gebracht. Al is er nog wel een Theater Ouverture (1931) overgeleverd.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links