CD-recensie

 

© Aart van der Wal, september 2024

Bruckner: Strijkkwartet in c, WAB 111 - Rondo in c, WAB 208 - Thema & Variaties in Es, WAB 210

Klose: Strijkkwartet in Es

Quatuor Diotima: Yun-Peng Zhao, Léo Marillier, Franck Chevalier, Alexis Descharmes
Pentatone PTC 5187 217 • 86' •
Opname: febr. 2024, Mittlerer Saal, Brucknerhaus Linz

 

Bruckner schreef zijn (enige) strijkkwartet vrij vroeg in zijn loopbaan als componist: in 1862, toen hij pas 38 jaar oud was en aan het begin stond van zijn carrière als symfonicus. Het is bovenal een leerstuk, aldus opgenomen in het Kitzler-Studienbuch, stammend uit de tijd dat Bruckner nog studeerde bij Otto Kitzler. Daarin niet alleen dit strijkkwartet, maar ook zes onvoltooid gebleven Scherzi naast het op dit album tevens vastgelegde Thema & Variaties in Es en een Rondo (‘in grotere vorm') dat moest dienen als alternatieve Finale (eveneens een Rondo) van het strijkkwartet.

Thema & Variaties in Es, eveneens ontstaan in 1862, is een van de eerste composities die zich naar vorm en inhoud relatief ver verwijdert van de tot dan in het Kitzler-Studienbuch vastgelegde oefenstukken, al is de gekozen variatievorm wel keurig volgens de klassieke regels, in driekwartsmaat en bestaande uit twee groepen van ieder acht maten die consequent dienen te worden herhaald (er zouden er in dat jaar nog meerdere in het genre volgen).

Bruckner was in 1862 nog ver verwijderd van wat nog zou komen, waaronder de weidse klankpanorama's en de thematisch uitdijende architectuur in zijn symfonieën en missen, en waarvan ook in zijn kamermuziek nog een treffend voorbeeld zal ontstaan: in 1879, in het strijkkwintet in F. Geen wonder dus dat er toen critici waren die het stuk niet zonder spot als 'symfonie voor vijf strijkers' betitelden. Wie er zich, toen de inkt van het vierdelige, bijna driekwartier durende werk nog vrijwel nat was, wel enthousiast over toonde was de hertog van Beieren, aan wie Bruckner het opus had opgedragen. De opdrachtgever dacht er echter heel anders over: een bekend violist, die het een onspeelbaar monstrum vond.

 
 

Friedrich Klose

Het strijkkwartet van Friedrich Klose (1862-1942) is binnen de gegeven albumkaders zeker een passende bijdrage want hij studeerde op zijn beurt bij Bruckner. Het is tevens Kloses enige substantiële bijdrage aan de kamermuziek, gecomponeerd tussen 1908 en 1911, een werk waarin de motivische en contrapuntische techniek samenvalt met een hoge dosis aan virtuositeit. Alsof Klose alles uit zijn creatieve gereedschapskist heeft willen halen. Dat Klose evenals zijn grote leermeester op theoretisch terrein geen enkele beperking kende, maakt dit strijkkwartet op vrijwel iedere bladzijde haarscherp duidelijk. De subtitel die de componist het stuk meegaf wijst ook in die richting: ‘Ein Tribut in vier Raten entrichtet an seine Gestrengen den deutschen Schulmeister'.

Heinrich Knappe (1887-1980), een muziekdocent en dirigent uit München, noteerde in zijn monografie over Klose:

'Mit sieben Jahren erhält er ersten Violinunterricht, doch „empfand er den monodischen Charakter der Violine als einen Mangel“. Wagners ‚Lohengrin' und Bachs ‚Matthäus-Passion' hinterlassen unauslöschliche Eindrücke, und er schreibt ohne Unterweisung erste Kompositionen: Es „werden im Laufe der nächsten Jahre symphonische Dichtungen, Szenen, ja ganze Akte von Opern, zu denen er sich selbst den Text schrieb, fertiggestellt; sie sind der Niederschlag des Studiums der Klavierauszüge zum ‚Lohengrin' und zur ‚Matthäuspassion' und der Eindrücke, die Berlioz' ‚Fee Mab' und Liszts ‚Les Préludes' im Konzertsaal auf ihn machen.“ Vinzenz Lachner (1811-93), der jüngere Bruder Franz Lachners und konservative Lehrmeister am Großherzoglich Badischen Konservatorium in Karlsruhe, wird sein erster Theorie- und Kompositionslehrer…'

Klose heeft het niet tot wereldfaam gebracht. Hij werd geboren in Karlsruhe op 29 november 1862 en stierf in het Zwitserse Ruvigliana op 24 december 1942. Zijn muziek ademt al relatief vroeg de Laatromantiek, met op de voorgrond de figuur die een enorm stempel drukte op met name het Duitse muziekleven: Richard Strauss, al zijn er ook duidelijke invloeden van Wagner, Berlioz en Liszt aan te wijzen (Kloses symfonische gedichten alleen al spreken boekdelen). De Mis in d (1889) componeerde Klose als hommage aan Franz Liszt. In 1911 voltooide hij Die Wallfahrt nach Kevlaar, een rijk uitgedoste ballade (de tekst stamt van Heinrich Heine) voor recitant, drie koren, groot orkest en orgel. De melodische en harmonische textuur is tamelijk dichtgeweven en zijn er momenten aan te wijzen waarin de theorie alle aandacht voor zich op lijkt te eisen.

Iets soortgelijks horen we in Ilsebill, het sprookje van de visser en zijn vrouw, op tekst van Hugo Hoffmann, door Klose in 1902 geconcipieerd in de vorm van een 'dramatische symfonie', al heeft het alle kenmerken van een opera in vijf bedrijven. Het Duitse muzieklabel CPO heeft er een cd-opname van uitgebracht.

Voor Klose golden drie elementen voor zijn componeren als doorslaggevend: 'inneres Erlebnis, seine künstlerische Gestalt-Annahme und die musikalische Inspiration'.

Zowel het strijkkwartet van Bruckner als dat van Klose is geen echt repertoirestuk geworden. Al valt dat wellicht niet zozeer af te lezen van deze vertolkingen vol uitdrukkingskracht en technisch raffinement door het fameuze Franse Quatuor Diotima. Niet alleen in de twintigste-eeuwse muziek excelleert dit ensemble door weergaloos spel, maar ook op het vlak van het Duits-Oostenrijkse expressionisme mag het zich tot de wereldtop rekenen. Dankzij dit nieuwe album wordt bovendien Friedrich Klose weer eens in het zonnetje gezet. Het merendeel van zijn oeuvre is in discografisch opzicht sterk ondervoed gebleven, maar ook op ons concertpodium kom je de naam van Klose slechts zelden (of nooit) tegen. Bij onze oosterburen is er meer belangstelling voor, maar dat ligt ook voor de hand, want Klose was immers Duitser van geboorte.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links