CD-recensie
© Aart van der Wal, november 2022 |
Het barokrepertoire is enorm, door zowel het grote aantal componisten als menige veelschrijver (met op een dominante plek Georg Philipp Telemann). Het gevolg daarvan is het onvermijdelijke kaf onder het koren, waarbij we ons wel dienen te realiseren dat we dit nu anders beoordelen dan toen: muziek die in de betere kringen voor verstrooiing moest zorgen en componisten en uitvoerende musici (vaak uit hetzelfde hout gesneden) die zich er maar wat graag in vastbeten. Maar ook: wat toen heel bijzonder was ervaren we nu, mede door de hoorn des overvloeds, als 'gewoon'. Met daaraan toegevoegd dat in de achttiende eeuw het componeren niet altijd wars was routine: genoeg muziek die relatief gemakkelijk uit de mouw werd geschud volgens alom toegepaste stilistische patronen. Tot dat laatste behoort ook de triosonate, met als zeer bekende verschijningsvorm twee melodiestemmen en (ad libitum uit meerdere instrumenten bestaand) basso continuo. Waarbij het aan de musici werd overgelaten welke bezetting op die plaats en op dat moment de voorkeur verdiende of voorhanden was. De triosonate groeide uit tot een populaire vorm die door een groot aantal componisten, waaronder Händel, Bach, Telemann, Albinoni, Vivaldi en Fasch werd gehanteerd, dit in navolging van Corelli, de feitelijke grondlegger van het genre. Zo ook door Jakob Friedrich Kleinknecht (1722-1794), die in 1749 bij muziekuitgever Haffner in Neurenberg zijn eerste triosonates (op. 2) in druk gaf onder de titel III Sonates pour la Flûte traversière I et II, Violoncelle avec la Basse Chiffrée. Ofwel drie sonates voor twee dwarsfluiten, cello en becijferde bas, een rol die veelal aan de cello te beurt viel ten behoeve van de baslijn; en aan het klavecimbel in de vorm van schematisch genummerde akkoorden. Dat de dwarsfluit in deze trio's van Kleinknecht zo'n prominente plaats inneemt houdt zowel verband met diens voorliefde voor dit instrument als met zijn jongste broer Johann Stephan die zich als een ware virtuoos op de fluit liet gelden, maar ongetwijfeld ook met zijn broodheer, de 'Markgraf' aan het hof in Bayreuth (waar Kleinknecht de positie van tweede concertmeester van het hoforkest had verworven), en die eveneens zeer bedreven was in het fluitspel. Het heeft ons muziek opgeleverd vanuit een omgeving waarin op muzikaal gebied alles op zijn plek viel. Gebruiksmuziek in optima forma dus en zo moeten we er ook naar luisteren. Het Ensemble La Cantonnade heeft de historiserende uitvoeringspraktijk als leidraad genomen voor uitstekende vertolkingen die deze vijf triosonates de benodigde frisheid en elan meegeven. Andreas Ziegler heeft dit uitermate goed verzorgde spel net zo fraai gebalanceerd in 24 bit/96 kHz vastgelegd. index |
|