CD-recensie

 

© Aart van der Wal, december 2022

Janáček : Vioolsonate

Brahms: Vioolsonate nr. 3 in d, op. 108

Bartók: Vioolsonate nr. 1 Sz 75

Patricia Kopatchinskaja (viool), Fazil Say (piano)
Alpha 885 • 72' •
Opname: aug. 2022, Teldex Studio, Berlijn

 

Janáček een romantische componist? Keurig componerend in de traditie van zijn grote voorgangers Dvořák en Smetana? Absoluut! Tot het keerpunt kwam, rond zijn zestigste, alle creatieve remmen toen pas losgingen, met als eerste belangrijke mijlpaal de Vioolsonate, gecomponeerd in de zomer van 1914, toen hij net zestig was geworden. Achteraf bezien een ongelooflijke en tegelijkertijd onverklaarbare ommekeer. Janáček die de naarmate hij ouder wordt, driester (in de beste betekenis van het woord, zonder enige negatieve connotatie!) gaat componeren, alsof hij zijn levensgeschiedenis opnieuw wil inrichten, zijn jeugd desnoods wil terugveroveren. Richting eindstation géén samenvatting van het voorafgaande, maar het inslaan van een geheel nieuwe richting, vol vuurkracht, explosief en hemelbestormend. Wég is het zo vertrouwde melodisch concept, wég zijn de gouden regels van de sonatevorm, de keurige rangorde van hoofd- en neventhema. Hij is nog maar net zestig als hij de traditie van de ene op de andere dag vér achter zich laat, en in die zo vruchtbare periode nog een groot aantal hoofdwerken ontstaat: de reeds genoemde Vioolsonate, de Sinfonietta, Glagolitische Mis, de beide strijkkwartetten, vijf van zijn negen opera's. Is dit het nieuwe componeren 'in de mist'? Zijn de paden misschien overwoekerd geraakt? Nee. Janáček heeft voor een geheel ander pad gekozen: geniaal knutselwerk op basis van een geheel eigen muziektaal die spreken en noten met elkaar verbindt en die nergens anders te vinden is.

Het betekent nogal wat: eerst decennialang componeren in een gevestigde traditie en dan, als een donderslag bij heldere hemel, de ommekeer. Er zit iets in van de tragiek van Schönberg, die tot de conclusie kwam dat na de Laatromantiek enige verdere vooruitgang in datzelfde stramien uit den boze was en dat het roer daarom - in zekere zin genadeloos - om moest. En evenals Schönberg werd Janáček , toen hij een nieuwe weg was ingeslagen, in eigen land, in Tsjechië, verguisd. Zijn nieuwe componeren werd door 'deskundigen' afgedaan als dilettantisch, amateuristisch. Of zelfs in sommige kringen de veronderstelling dat hij de weg was kwijtgeraakt (zonder daarbij te beseffen hoe wáár dat was!)

In de Vioolsonate is van partnersschap geen enkele sprake: met name in het culminerende slotdeel strijden violist en pianist zelfs hun eigen strijd, is het de 'Sprechmelodie' die het melos in de schaduw stelt. De toehoorder hoort weliswaar muziek, maar het lijkt wel alsof door die muziek heen er rechtstreeks tot hem wordt 'gesproken', taal die klank wordt. De expressie is weergaloos, de helderheid van het betoog exemplarisch, de gevoelsuitingen confronterend; terwijl het toch muziek is die uitsluitend over muziek gaat (Stravinsky zou Janáček misschien wel bemoedigend hebben toegeknikt). Wat in deze sonate met elkaar samenhangt is zowel werkelijkheid als allusie. Nog slechts één stap verder en we bevinden ons in het domein van het strijkkwartet, waarin Janáček zijn meest radicale troeven op dit gebied zal uitspelen.

Goed, maar hoe speel je dit dan? Niet gecultiveerd, maar op het scherp van de snede. Patricia Kopatchinskaja kan dat, Janine Jansen kan dat. Wie dit keurig volgens de lijntjes speelt mist de pointe, sloopt linea recta het stuk. De violist én de pianist moeten voor het ongebruikelijke, weerbarstige, grillige gaan, zich er volledig aan committeren, en aldus de indruk vestigen dat het fundament is weggevallen (wat, puur bezien vanuit de partituur, deels ook zo is). Een ander belangrijk punt: het tempo, zowel in dat zo aparte rollenspel als vanuit eigen individualiteit, maar ook de pianopartij die gaandeweg steeds meer druk op het vioolspel legt (Say doet dat voortreffelijk). En dan is er nog zoiets als Janáceks schrijfstijl: mollen, mollen en nog eens mollen. Es en Dis: bij Janáček een duidelijk verschil, die van de schutting of die van de afgrond. De musici die in deze knap gesuggereerde warboel hun weg moeten zien te vinden, waarin niets is wat het lijkt, de ene toonsoort de andere in de weg zit of volkomen geïsoleerd raakt, de heroïsche strijd tussen viool en piano. Hij schreef het echt zo op: As (Janáceks geliefde toonsoort) in de piano- en Gis in de vioolpartij. Huh?

Kopatchinskaja's aanpak van Bartóks Eerste vioolsonate is in zekere zin vergelijkbaar met die van de Tweede (toen, in 2017, met de pianiste Polina Leschenko, en eveneens op het Alpha-label, hier door mij besproken). Het is een van de sterkste eigenschappen van deze Moldavische violiste: haar onvermoeibare zoektocht naar het nieuwe, verrassende, contrasterende, grillige, enerzijds als een soort geloofsbelijdenis en anderzijds als 'wapen' tegen het versteende (én verbrokkelde) muziekbedrijf. Dat kan ze niet alleen, maar met gelijkgestemde partners, zoals Say met wie zij sinds 2004 een frequent optredend duo vormt. Bijkomend voordeel: ze zijn volkomen op elkaar ingespeeld, getuige ook hun Beethoven/Bartók/Say recital, door Naïve uitgebracht in 2008.

Wat dit duo in deze Bartók vooral tot uitdrukking brengt - en in die zin past het werk wonderwel bij de sonate van Janáček - is het progressieve en pionierende karakter ervan. We horen flarden van de volksmuziek uit de Balkan en vandaar uit de geheel nieuwe ritmische en harmonische impuls richting pure kunstmuziek. Wat we eveneens terug horen is de juxtapositie van de viool jegens de piano, uitmondend in een nek-aan-nek finale met zijn groteske intervallen.

Zo bezien fungeert Brahms' Derde vioolsonate als de classicistische 'deugd in het midden', een schitterend voorbeeld overigens van waartoe de 'late' Brahms in staat was. Zo expressief en evocatief, zo betoverend ook, met - ze zijn schaars - vreugdevolle momenten, maar toch vooral contemplatieve warmte en - niet toevallig - een prudente handreiking naar een imaginair dodenrijk. Een waaier van klankkleuren ontvouwt zich in dit werk voor zowel de violist als de pianist, samen of afzonderlijk, een buitengewoon indringend sfeerbeeld dat ongekend sterk contrasteert met dat van Janáček en Bartók. Dat Kopatchinskaja en Say zich ook in dit werk als een vis in het water voelen heeft mij niet verbaasd, maar wel met bewondering vervuld.

De conclusie kan dus niet anders zijn dan dat we te maken hebben met geweldige, indringende vertolkingen, waarvan ook de registratie niets te wensen overlaat. Jean-Martial Golaz nam het gehele traject voor zijn rekening, als opnametechnicus, balance engineer, producer, editor en mastering engineer.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links