CD-recensie
© Aart van der Wal, augustus 2024 |
Ontoegankelijk is de muziek van Charles Ives (1874-1954) zeker niet, weerbarstig is zij echter wel. Dat verklaart waarom zijn oeuvre door het muziekbedrijf althans in Europa slechts karig wordt bedeeld. Daar helpt zogezegd geen lievemoederen aan. Maar goed dus dat we de cd en de streamingdiensten hebben, want anders zou het merendeel van de muziekliefhebbers van de zo bijzondere muziek (want dat is zij zonder enige twijfel!) verstoken zijn gebleven. Bovendien: wat de boer niet kent, dat eet hij niet. Er is dus alles voor te zeggen om in plaats van de zoveelste Mahler- of Bruckner-cyclus eens een Ives-cyclus van de grond te tillen, een onderneming overigens die al op voorhand weinig kans van slagen biedt omdat er niet of nauwelijks commerciële drijfveren zijn om in een dergelijk project de tanden te zetten. Het is beduidend makkelijker om met Mahler of Bruckner de zaal vol te krijgen dan met Ives. Zo is dat. De Zwitsers hebben op cd de stap gewaagd, zij het dat op dit album Ives is vertegenwoordigd met een van zijn bekendste werken: Three Places in New England (hierbij op de voet gevolgd door An Unanswered Question). Het orkestwerk is een eeuw oud en dan zou je toch zeggen dat het aardig ingeburgerd is geraakt, maar daarvoor moet je aan de overzijde van de Atlantische Oceaan zijn, want daar wordt de muziek van Ives gelukkig wel regelmatig ten tonele gevoerd. Deze Three Places - hier uitgevoerd in de door Ives later gemaakte versie voor kamerorkest - wordt - het is bepaald geen uitzondering in het oeuvre van Ives - gekenmerkt door uitdagende dissonanten, behoorlijk ingewikkelde ritmiek en een verre van alledaagse orkestratie. Het werk van een nieuwlichter dus die zeker in ons land maar ook elders in Europa veel meer aandacht verdient dan hij krijgt. De Britse Ethel Smyth (1858-1944) schreef heel wat minder weerbarstige muziek, maar zeker van hoog gehalte, zowel wat betreft techniek als inventie Als ze in haar tijd een man was geweest… U begrijpt het al, vrouwen in de rol van componiste? Ddaar moest men toen niet veel van hebben. Zelfs nog drie decennia na het einde van de Tweede Wereldoorlog waren de vooroordelen dienaangaande niet van de lucht. Smyth is uiteindelijk de geschiedenis ingegaan als niet alleen een vooraanstaande muziekvindster, maar ook als voorvechtster van vrouwenrechten, met bovenaan haar lijstje het vrouwenkiesrecht. Zoals dat ook in ons land in die tijd opgeld deed, bij ons resulterend in het initiatiefwetsvoorstel-Marchant dat in juli 1919 door de Eerste Kamer kon worden geloodst en dat vrouwen eindelijk het recht verschafte om te stemmen voor zowel de Tweede Kamer als de Provinciale Staten. Het was de arts Aletta Jacobs die er zich al in 1883 sterk voor had gemaakt: ook voor haar gold het vrouwenkiesrecht als prioriteit in haar strijd voor gelijke rechten. In die zin was zij dus zeker te vergelijken met Ethel Smyth. Wat Jacobs wel ontliep trof Smyth in het nog minder tolerante Engeland rechtstreeks in het hart: ze moest de gevangenis in. Waar een aardige anekdote aan is verbonden: dat ze met een tandenborstel vanachter het raam van haar cel in de Holloway-gevangenis de ‘Vrouwenmars' dirigeerde, speciaal door haar geschreven voor de in 1903 opgerichte Suffragette-beweging, officieel de WSPU, de Sociale en Politieke Vrouwen Unie. Toch had Smyth, ondanks haar ‘vrouw-zijn, het als componiste redelijk goed voor elkaar. Dat was in de eerste plaats te danken aan de successen die haar opera's bij de critici maar ook het grotere publiek ten deel vielen, terwijl in de meer intieme kringen haar muziek eveneens hoog werd gewaardeerd. Wat wellicht ook zal hebben geholpen is de bekendheid die zij als voorvechtster van vrouwenrechten in heel Engeland genoot. Ze bracht het uiteindelijk zelfs tot ‘Dame', Dame Ethel Mary Smyth. Dan heeft de Amerikaanse Caroline Shaw (*1982) het als componiste beduidend gemakkelijker gehad. Op haar dertigste won ze zelfs de prestigieuze Pulitzer Prize for Music en kon ze toen al bogen op een groot aantal compositieopdrachten uit vrijwel alle werelddelen. Ook elders viel ze met haar Partita for 8 Voices behoorlijk in de prijzen. Op YouTube is een groot aantal van haar producties te horen én te zien. Sterk present in haar werk zijn de vele met zorg afgewogen tegenstellingen die ze creëert, zoals dat ook geldt voor het op dit album vertegenwoordigde Entr'acte, oorspronkelijk voor strijkkwartet geschreven en in 2011 voor het eerst uitgevoerd door het Brentano Quartet. Ze had het ensemble al eerder gehoord in Haydns Strijkkwartet op. 77 nr. 2 met de verrassende toonsoortwisseling in het Trio van het Menuet, wat haar inspireerde tot Entr'act, drie jaar later bewerkt voor strijkorkest (de versie die we hier horen). In haar eigen woorden: ‘I love the way some music (like the minuets of Op. 77) suddenly takes you to the other side of Alice's looking glass, in a kind of absurd, subtle, technicolor transition.' De componist William Grant Still (1895-1978), de ‘Dean' van Afro-Amerikaanse componisten, heeft een indrukwekkend oeuvre nagelaten, al is zijn muziek in de VS veel bekender dan in Europa, het ‘lot' dat hij in zekere zin deelt met zijn landgenoot Charles Ives. Het op dit album vertegenwoordigde Mother and Child neemt nog geen 71/2 minuten in beslag. Het miniatuur maakte oorspronkelijk deel uit van een suite voor viool en piano met als inspiratiebron het gelijknamige schilderij uit 1932 van Sargent Claude Johnson. De snel wassende populariteit van het stuk bracht Grant Still ertoe er diverse bewerkingen van te maken, waaronder die uit 1944 voor strijkorkest. Er spreekt een verzadigde warmte uit, ongetwijfeld bedoeld als muzikale reflectie op Johnsons voorstelling van een (zwarte) moeder met kind. De beide 'chansons' voor strijkorkest van Edward Elgar (1857-1934) passen uitstekend in dit zeker met zorg uitgekozen programma, al geldt dit desalniettemin in mindere mate voor Ives' Three Places dat met name in het tweede deel, Putnam's Camp, bol staar van de dissonanten, botsende ritmes en 'foute' noten. Het slotdeel, The Housatonic at Stockbridge, begint als folkloristische klankschildering, maar stevent af op een stormachtige climax met veel explosief tumult, waarna het slot tot stilte verglijdt en de luisteraar weer opgelucht adem kan halen. Ook in de kamermuzikale bezetting (fluit, hobo, althobo, klarinet, fagot, 2 hoorns, 2 trompetten, trombone, slagwerk, piano, strijkorkest), keurig volgens de 'instructies' van de chef-dirigent van het Boston Chamber Orchestra, Nicolas Slonimsky) is de indruk die het stuk maakt maar ook achterlaat ronduit weergaloos. Het kamerorkest van Lausanne, dat tegenwoordig artistiek wordt geleid door de Franse violist Renaud Capuçpn, levert onder de bevlogen en verbeeldingsvolle dirigent Joshua Weilerstein een prestatie van formaat. Treffend daarbij is dat hij zich in deze zo verschillende stukken idiomatisch als een vis in het water voelt, want zo klinkt het. De door de RTS, Radio Télévision Suisse, gemaakte opname is eveneens goed uitstekend geslaagd. index |
|