CD-recensie
© Aart van der Wal, juli 2020 |
Ik schreef het al vaker: de Engelsen zorgen goed voor hun componisten, zowel wat het eigentijdse repertoire als de dat uit het verleden betreft. Dat geldt ook voor Engelse labels als Hyperion en Chandos, die samen met de BBC er veel in hebben geïnvesteerd om dat immense oeuvre niet alleen voor de huidige maar daarmee ook voor komende generaties vast te leggen. Zo ook het werk van Herbert Howells (1892-1983), een componist wortelend in de Britse Laatromantiek, waarvan Hyperion nu, na eerder al Chandos, de Missa Sabrinensis op cd heeft gezet. Het is, wat Howells betreft, eigenlijk zo'n beetje van tweeën een: de dominantie van dat laatromantische idioom in zijn instrumentale en vocale muziek, maar tegelijkertijd ook oog en oor gericht op die typisch Engelse koormuziek met een hoog toegankelijkheidskarakter en daardoor tevens geschikt voor uitvoering door amateurkoren. Het is een mix die zijn waarde heeft bewezen, zoals bijvoorbeeld in het werk van een andere belangrijke Britse componist: John Rutter (1945). Niet zo verwonderlijk dus dat het Rutter was die Howells' Magnificat ooit orkestreerde. Beide componisten delen overigens een zelfde trieste gebeurtenis: ze verloren ieder een zoon, Howells in 1935 aan polio en Rutter in 2001 door een verkeersongeluk. Hoewel van nature eclectisch is de hoge kwaliteit van Howells' muziek een niet te ontlopen eigenschap. Dat er reminiscenties zijn aan Elgar, Stanford en Vaughan Williams doet daaraan dus niets af. Howells schreef expressief, veelkleurig en rijk geschakeerd. Anders dan zijn muziek doet vermoeden, had hij zelf de meeste affiniteit met die uit de Tudor-periode: "All through my life I've had this strange feeling that I belonged somehow to the Tudor-period not only musically but in every way."
De Missa Sabrinensis is een opdrachtwerk: de bekende dirigent, koorleider en organist van Worcester Cathedra, David Willcocks (tevens bekend van zijn vele plaatopnamen) had Howells erom gevraagd in het licht van het Driekorenfestival in 1954, eveneens in Worcester, daar waar de kathedraal staat die volgens Howells als schildwacht fungeert voor dezelfde edele rivier, in dit geval de 'Severn' die zich door het fraaie Engelse landschap slingert en tevens de verbinding vormt tussen het havenstadje Lydney (Howells' geboorteplaats) en Gloucester (waar hij zijn eerste muzikale opleiding ontving). De mis heeft daarmee dus duidelijk zowel geografische als psychologische kenmerken. De 'Severn' komt ook terug in de titel van het werk: het Latijnse 'Sabrinensis', 'Mass of the Severn', afgeleid van de gelijknamige rivier maar ook van 'Sabrina Fair', de nymf die de rivier beschermt en als zodanig voorkomt in het toneelstuk 'Comus' van John Milton, voor het eerst uitgevoerd in 1634 op het slot van Ludlow, als hommage aan John Egerton, de eerste landgraaf van Bridgewater, die kort daarvoor was benoemd tot 'Lord President of Wales' (u kunt er hier meer over lezen). Het had niet veel gescheeld of de Missa Sabrinensis was verloren gegaan, toen tijdens een van Howells' vele treinreizen in een moment van onachtzaamheid de tas met het manuscript uit zijn coupé werd gestolen en, toen er verder niets bijzonders in bleek te zitten, door de dief uit het raam van de rijdende trein werd gegooid. Maar wonderlijk genoeg wist de politie de tas met de niet alleen voor Howells kostbare inhoud uiteindelijk toch ongeschonden langs de spoorbaan terug te vinden. Na de première in Worcester onder leiding van de componist dirigeerde Malcolm Sargent het werk vervolgens in Londen en Huddersfield. Daar bleef het tot oktober 1982 bij. Toen pas werd de mis opnieuw uitgevoerd met op de bok David Willcocks, in de Londense Royal Festival Hall, met onder meer het Bach Choir dat deze cd siert. De aanleiding: de negentigste verjaardag van de componist, die bij de uitvoering aanwezig was.
Het groots opgezette pastorale werk mag dan allerlei invloeden 'van vreemde hand' openbaren (met op de voorgrond de fameuze Tallis-fantasie van Vaughan Williams, overigens nog steeds voor sommige Engelse componisten een belangrijk ijkpunt!), Howells ingenieuze contrapunt in een kathedraalachtige concept dat ook qua detaillering veel indruk maakt is net zo onmiskenbaar. Uiteraard ook mede dankzij deze voortreffelijke uitvoering en niet te vergeten de opname die met behulp van de meest geavanceerde techniek het klankbeeld een uiterst transparant karakter verleent en zelfs in de meest exuberante uitbarstingen weldadig aandoet. Het jubelende en tegelijkertijd rotsvaste Credo alleen al is wat dit betreft zeker toonaangevend! Een werk van ruim een uur laten volgen door een miniatuur van nauwelijks vier minuten? Wie er twijfels over heeft moet bedenken dat deze hymne (Michael 'A Fanfare Setting') in verband moet worden gebracht met Howells zoon Michael, al horen we het dan in een bewerking van Christopher Palmer en dirigent David Hill. Het verhaal gaat dat Howells begin jaren dertig op een ochtend tijdens het ontbijt met zijn zoon de oude hymnemelodie onder handen nam op verzoek van Gerald Knight, de toenmalige directeur van de Royal School of Church Music. Howells voltooide het stuk echter niet, waarna in 1992 Palmer en Hill zich erover ontfermden voor de uitvoering in Westminster Abbey in 1992, ter gelegenheid van Howells honderdste geboortejaar. Het stuk zou volmaakt passen in 'Last Night of the Proms' en levert een spetterend slot op van een door en door fonkelende cd. Echt, nog Engelser kan het niet! index |
|