CD-recensie

 

© Aart van der Wal, oktober 2008


 

Hindemith: Symfonie (Mathis der Maler) - Symphonia serena - Konzertmusik op. 50 - Der Schwanendreher - Symfonische metamorfosen over thema's van Carl Maria von Weber - Nobilissima visione (suite).

Tabea Zimmermann (altviool), Berliner Philharmoniker, Philadelphia Orchestra en Sinfonieorchester des Bayerischen Rundfunks o.l.v. Herbert von Karajan, Paul Hindemith, Eugene Ormandy, David Shallon en Wolfgang Sawallisch.

EMI Classics 2 06863 2 1 • 79' + 71' •


Het was EMI-producer Walter Legge (klik hier) die in de tweede helft van de jaren vijftig de muziek van de Duitse componist Paul Hindemith (1895-1963) het stereotijdperk inloodste. Dat begon in november 1956 met de Symphonia serena door het Philharmonia Orchestra, gedirigeerd door de componist, op de kop af een jaar later gevolgd met Mathis der Maler door de Berliner Philharmoniker onder Karajan, die daarmee een van de beste vertolkingen van dit veelkleurige werk afleverde. Hindemith liet zelf twee uitvoeringen na, een uit 1934 (Koch Schwann) en een uit 1955 (DG). Vergeleken met die van Karajan kan best wel worden gezegd dat Hindemith beter componeerde dan dirigeerde, zelfs zijn eigen werk (overigens een bekend fenomeen).

Hindemith was een van de slachtoffers van de maatregelen die Joseph Goebbels' cultuurministerie uitvaardigde tegen de 'entartete Musik'. Zijn werk werd door de nazi's in de ban gedaan, waarna hij in 1939 vanuit Zwitserland uitweek naar Amerika om zich daar frank en vrij aan de muziek te wijden en te doceren aan de Universiteit van Yale. Daarmee was Hindemith de zoveelste musicus in ballingschap. De veelzijdige Hindemith (hij was niet alleen een belangrijke componist, maar eveneens een voortreffelijke altist en inspirerende pedagoog) werd in 1948 Amerikaans staatsburger, maar keerde een paar jaar later terug naar Europa.

Hij hechtte sterk aan het motorieke element in de muziek, 'Motorik' zoals hij dat zelf betitelde, eigenlijk zijn poging om de voortschrijdende mechanisatie en ontpersoonlijking in het neoklassieke idioom uit te drukken (en daarmee van een geheel andere signatuur dan de 'motoriek' van Prokojev). Het leidde tot het soort parodistische gebruiksmuziek (Gebrauchsmusik) waarvan hij de elementen in zijn vele theoretische geschriften uitvoerig uiteenzette. Hindemith ging daarin niet zo ver als zijn collega-componist Hanns Eisler, die, aangetrokken tot de communistische partij, muziek vooral zag als 'socialistisch functioneel', dat zij in politiek opzicht iets te betekenen moest hebben en bovenal een belangrijke maatschappelijke rol diende te vervullen.

Op deze dubbelcd maken we uiteraard uitgebreid kennis met Hindemiths zo typisch neoklassieke componeerstijl, maar ook met de vermenging van de symfonische met de concerterende vorm (in de Symphonia serena), zijn streven naar 'neue Sachlichkeit' op de pijlers van de barokmuziek (de Konzertmusik) en het teruggrijpen op oud-Duitse volksliedjes in de Schwanendreher (met in de finale een lofzang op de middeleeuwse man die bepaalde vogels zo lang aan het spit moest draaien dat ze gelijkmatig werden gebraden). Het in 1935 gecomponeerde stuk (meer een altvioolconcert) is door zijn goedgeluimde inslag, zijn duidelijke verwijzing naar algehele menselijke waarden en onderlinge harmonie, bijna de tegenpool van de grimmige Duitse werkelijkheid met de nazi's aan de macht.

De symfonie Mathis der Mahler mag dan nogal wijdlopig zijn, de ingrediënten ervan leveren buitengewoon fraaie staaltjes programmamuziek op. Het driedelige, melodieuze opus is gestoeld op drie altaartableau's van de schilder Matthias Grünewald, zoals die in de verschillende scènes tot uitdrukking komen. Wilhelm Furtwängler maakte er vrij kort na de première in 1934 grote furore mee.

Het eerste deel, Engelskonzert, is geënt op de ouverture van de gelijknamige opera, de Grablegung symboliseert de graflegging van Christus. In de finale, Versuchung des heiligen Antonius, worden aan het slot de krachten gebundeld die uitmonden in geweldige koperfanfares als klinkende overwinning van het goede op het kwade.

Hindemith heeft zich in de symfonie zeker niet gewaagd aan een een op een 'vertaling' van de drie tableau's naar muziek. Eerder is sprake van overeenkomsten en metaforen, die worden geschraagd door speciaal voor dit doel van stal gehaalde, oude melodieën (een procédé dat de componist vaker toepaste) en hun verwerking in laat zeventiende-eeuwse stijlfiguren. Op een volkomen overtuigende manier wordt hier het oude letterlijk met het nieuwe verenigd.

Nobilissima visione (1937/38) had evenzeer een buitenmuzikale aanleiding in de fresco's van Giotto di Bondono, die het leven van Franciscus van Assisi als onderwerp hadden. De Symfonische metamorfosen (1943) zijn merendeels ontleend aan thema's uit een aantal pianoduetten van Weber. De hoofdmelodie van het scherzo grijpt terug op Webers toneelmuziek voor zijn opera Turandot. Hindemith nam het thematische materiaal stevig onder handen, kneedde het naar zijn eigen stijl en creëerde hij daarmee een typisch eigentijds, vrolijk orkestwerk dat qua veeleisende virtuositeit niet onderdoet voor Bartóks Concert voor orkest.

Hoewel de orkestklank niet meer up-to-date is, hebben de technici er goed hoorbaar het beste van weten te maken. Vergeleken met de originele lp-versie zijn er veel meer details te beluisteren, klinken de strijkers minder scherp, de bas steviger en het stereoperspectief overtuigender. Gelet op deze uitstekende uitvoeringen is dit niet alleen voor de Hindemith-liefhebbers een uitgave van betekenis!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links