CD-recensie
© Aart van der Wal, november 2017
|
"Eine 'Musica impura', mit Schwächen, Nachteilen und Unvollkommenheiten." Zo beschreef Hans Werner Henze (1926-2012) eens zijn eigen muziek. Abstract noch absoluut, menselijk van karakter, affectrijk en met een bijna 'lichamelijke' uitdrukking. "Was ich möchte, ist zu erreichen, dass Musik Sprache wird, und nicht dieser Klangraum bleibt, in dem sich das Gefühl unkontrolliert und 'entleert' spiegeln kann; Musik müsste verstanden werden wie Sprache." Dat is geen 'taal' die gemakkelijk aansluit bij wat de naoorlogse avant-gardisten hoog in het eigen vaandel droegen. En toch gebruikte Henze wel degelijk ook hun 'taal': die van de dodecafonie, de serialiteit en zelfs de elektronisch voortgebrachte klankvelden. Maar bij Henze is dat geen contra rationem, integendeel. Datgene dat de avant-gardisten hadden omarmd en als hun (enige!) wegbereiders beschouwden waren voor Henze niet meer dan markeringen binnen een door de tijd vastgelegde traditie, met de daarbij behorende buitenmuzikale verbanden en in hun verschillende connotaties. Met als belangrijkste stroming (noem het desgewenst inspiratiebron) Henzes politiek-maatschappelijke engagement zoals dat zich vanaf de late jaren zestig van de vorige eeuw in zijn muziek weerspiegelt. Het is een beeld dat zowel zijn instrumentale als zijn vocale werken in hoge mate beheerst en daarop maken de op deze cd samengebrachte drie koorwerken geen uitzondering op (al dateren de 'Fünf Madrigale' al uit 1947). De door Henze gekozen teksten spreken ook in dit verband boekdelen: 'Lieder von einer Insel' is gestoeld op gedichten van Ingeborg Bachmann, 'Orpheus behind the wire' op die van Edward Bond en de 'Fünf Madrigale' op teksten van François Villon uit diens 'Grote Testament'. Alleen 'Orpheus' is voor koor a capella gezet. 'Lieder von einer Insel' vraagt tevens om zeven, de 'Fünf Madrigale' om elf instrumenten (die veelal solistisch worden ingezet). We kennen zowel het SWR Vokalensemble als Ensemble Modern als twee topensembles op het gebied van de moderne en eigentijdse muziek. Hoewel het daartoe niet altijd strikt beperkt blijft is dit wel hun specialiteit en dat straalt van deze vertolkingen ook af: een grotere autoriteit valt eenvoudigweg niet te verwachten, morgen niet en nooit niet. Dirigent Marcus Creed is zowel in het barokke, klassieke, romantische als nieuwe repertoire een dirigent van groot formaat die ook aan deze drie werken duidelijk richting geeft. Zowel in vocaal als in instrumentaal opzicht treft de nagestreefde transparantie (de melodievoering en de harmonische onderbouw zijn net zo exemplarisch als de balans binnen het complexe stemmenmateriaal). Grote Muziek, groots uitgevoerd én prachtig opgenomen. Een schoolvoorbeeld van zoals het moet maar vaak net niet lukt. index |
|