CD-recensie
© Aart van der Wal, oktober 2020 |
Tot aan het begin van de jaren tachtig was het nog de gewoonste zaak van de wereld dat de Weense Klassieken werden uitgevoerd door het traditionele symfonieorkest. De dan stevig opgerukte historiserende uitvoeringspraktijk deed de bordjes evenwel verhangen. De 'historiserende' ensembles waren als paddenstoelen uit de grond gerezen en hebben zich dusdanig in het muziekbedrijf weten te nestelen dat we best wel mogen zeggen dat we met hun speeltrant zo ongeveer vergroeid zijn geraakt. We weten misschien niet eens meer beter. Die ontwikkeling heeft tevens tot op zekere hoogte tot een vruchtbare kruisbestuiving geleid, toen een aantal in die historiserende praktijk gepokte en gemazelde dirigenten maar ook andere musici hun kennis en ervaring ook inbrachten bij die traditionele symfonieorkesten. Musici die dus regelmatig van 'kleed' wisselden en aldus een wezenlijke rol speelden en nog spelen in zowel de 'authentieke' als traditionele orkesten en ensembles. Wat het heeft opgeleverd weten we, waaronder een beduidend scherpere profilering van de muziek van componisten als Haydn, Mozart en Beethoven en hun vele tijdgenoten. Al ging dat niet altijd zonder slag of stoot. Zo herinner ik me een uitspraak van Bernard Haitink dat hij, nadat Nikolaus Harnoncourt voor het Concertgebouworkest had gestaan, hij 'zijn' orkest niet meer herkende. Over invloed gesproken! De 'authentieken' betitelde hij eens met het weinig vleiende 'doe-het-zelvers'. Ook Ton Koopman heeft zijn Amsterdam Baroque Orchestra bij tijd en wijle verruild voor andere orkesten, waaronder ook het traditionele symfonieorkest. Zowel in Europa, Azië als Amerika heeft hij wat dat betreft zijn 'authentieke' vleugels vaak genoeg en met succes kunnen uitslaan. Al zal dit menigmaal niet zonder slag of stoot zal zijn gegaan: ook orkestleden hechten nu eenmaal aan wat zij als 'hun' speeltraditie beschouwen en daarop inbreken kan gemakkelijk scherven met zich meebrengen; of anders her en der enig loszittend gesteente veroorzaken. Alle waardering voor Ton Koopman en het Berner Symphonieorchester (Mario Venzago is er de chef-dirigent), maar ondanks de goede bedoelingen is de historiserende uitvoeringspraktijk in deze vertolking toch relatief ver weg gebleven. Geen idee wat daarvan precies de oorzaak is, maar het wordt al snel bevestigd door zo'n juweel-van-een-uitvoering als die van het Orkest van de Achttiende Eeuw onder Frans Brüggen (hier besproken). De pregnantie van de houtblazers en de profilering van het strijkerskorps is in Bern duidelijk van een andere orde, al moet worden gezegd dat wel sprake is van acht langzame delen en uit dien hoofde de pregnantie minder gewicht in de schaal legt (zolang het maar geen slepende, in stroperige frases gehulde affaire wordt, waarvan hier gelukkig geen sprake is). In het afsluitende Presto ('Il Terremoto', de aardbeving) wordt die scherpe(re) profilering dan uiteraard wel gemist. De door Gerald Hahnefeld gemaakte opname is uitstekend gelukt. Tini Mathot verzorgde de editing en mastering. index |
|