Rotterdam Philharmonic
20 Years Gergiev Live
Selected Radio Recordings
Tsjaikovski: Symfonie nr. 4 in f, op. 36
(opname:
2 november 1988).
Sjostakovitsj: Symfonie nr. 11 in g, op. 103
(Het Jaar 1905) (opname: 17 november 1990).
Schnittke: Concert voor altviool en orkest
(opname:
13 maart 1993).
Stravinsky: Le Sacre du Printemps
(opname: 31
mei 1996)
Sibelius: Symfonie nr. 1 in e, op. 39 (opname:
13 december 2003).
Prokofjev: Romeo en Julia op. 64 (selectie) (opname:
4 juni 2004).
Dutilleux: Vioolconcert (L'Arbre des songes)
(opname: 14 september 2007).
Tisjtsjenko: Yaroslavna op. 58 (suite - ged.)
(opname: 15 september 2007).
Yuri Bashmet (altviool), Leonidas Kavakos (viool),
Rotterdams Philharmonisch Orkest
o.l.v. Valery Gergiev.
RPHO 2008 1 (3 cd's)
Mijn eerste kennismaking met Valery Gergiev dateert
van september 1994, toen ik in het Concertgebouw in
Haarlem de opnamenessies bijwoonde, met de Achtste symfonie
van Dmitri Sjostakovitsj (klik
hier voor het verslag) op het programma.
Die avond ontmoet ik hem weer, ditmaal in de catacomben
van de Rotterdamse Schouwburg. Een opera van Rimski-Korsakov
staat op het programma. Gergiev loopt druk heen en weer,
aldoor bellend, roepend en druk gesticulerend, met in
zijn kielzog allerlei mensen die van alles en nog wat
van hem willen. In deze hectische atmosfeer leek niemand
aan muziek maken te denken. Her en der, kriskras door
elkaar verspreid, orkestinstrumenten, handdoeken, Zeemantasjes,
sjaals, hemden, pakjes brood, thermosflessen, porties
friet met bitterballen, half opgedronken plastic bekertjes
en stapels bladmuziek. De solisten, koor- en orkestleden
moeten zich nog verkleden. Nu nog lijken ze het meest
op Russische toeristen, in hun leren jasjes, haveloze
spijkerbroeken en op door het straatvuil aangevreten
gympies. Straks zijn ze geschminkt, dragen ze de mooiste
kleren en bewegen ze zich tussen de decors die de eeuwen
getrotseerd lijken te hebben.
Oerkracht
Ik had altijd gedacht dat de muziek zich pas organisch
goed kan ontwikkelen in volmaakte harmonie en rust.
Vooral innerlijke rust, de ontspanning die het mogelijk
maakt een spannende uitvoering op te bouwen en vast
te houden. Gergiev en zijn 'crew' brachten me echter
al snel op andere gedachten, niets bleek minder waar.
Die enorme hectiek rond de dirigent en het Kirov-ensemble
leverde zicht- en hoorbaar de grondstof voor een enorme
muzikale stuwkracht die de middelmatigheid op afstand
hield en waaruit een ongekende expressieve resonantie
opsteeg die de muziek in al haar geledingen in vuur
en vlam zette. Uit de gesprekken die ik er met hem over
had bleek zonneklaar dat hij die enorme spanning nodig
had om een stereotiepe manier van musiceren te kunnen
omzeilen. Dat betekende niet alleen het zich opladen
vóór het concert, maar een voortdurende
toestand, waarvan hij zelf zei dat het 'nu eenmaal'
zijn temperament was dat hem leidde. Als ik dat dan
als een oerkracht wilde betitelen? Prima, maar die hoogspanning
moest toch vooral niet worden geïdentificeerd met
een gebrek aan interpretatieve evenwichtigheid. hoewel
hij zelf toch wel inzag dat Mozart minstens nog een
brug te ver was. Diens muziek liet hij althans voorlopig
liever over aan de ensembles die met de historiserende
uitvoeringspraktijk in de weer waren. Zelfs over Schubert
viel wat hem betreft nog erg veel na te denken.
Moesin en Mravinski
Deze hemelbestormende Osseet kwam natuurlijk niet met
alleen maar zijn Russische bagage naar het Westen. Tijdens
zijn studie bij Ilja Moesin had hij uitvoerig kennis
gemaakt met de grote Weense klassieken, was zijn liefde
voor de muziek van Beethoven, Bruckner en Mahler verder
aangewakkerd en had hij zich vast voorgenomen om daarmee
in de toekomst nieuwe draden te spannen. Moesin had
in Valery 's exploraties een belangrijke rol gespeeld,
hem zowel de grove als de fijne knepen van het dirigeervak
bijgebracht, maar... Moesin had er veel voor over gehad
om Gergievs dirigeerstijl naar zijn model te boetseren,
maar ook hier gold weer dat hij alleen tot zich nam,
inhoudelijk verwerkte wat hij zelf nuttig achtte. Zijn
grote voorbeeld was en bleef Jevgeni Mravinski, de chef-dirigent
van de Sint-Petersburgse Filharmonie. "Maar je
doet het heel anders dan hij!" Een achteloos schouderophalen.
"Mravinski hield er zo op het oog een karige, zuinige
dirigeerstijl op na. Maar weet je, daarmee haalde hij
álles uit de muziek, en dus uit zijn orkest.
Hij heeft zoveel grootse werken ten doop gehouden, zoveel
voor de twintigste-eeuwse Russische muziek betekend
dat ik er úren over zou kunnen praten."
Voor Gergiev is de betekenis van de nieuwe Russische
muziek grensoverschrijdend. Hij wil toch even gezegd
hebben dat die de gedachte aan een folkloristisch onderonsje
ver ontstijgt en dat hij zich voor Sofia Goebaidoelina
en Alfred Schnittke evenzeer wil inzetten als voor Glinka
en Tsjaikovski. En met een veelbetekende blik: "We
kunnen het heden niet begrijpen als we de historie buiten
beschouwing laten." Het is het intrappen van een
open deur, maar toch. Later was er die prachtige tv-serie,
Gergievs Rusland, waarin hij de kijker aan de
hand meenam, diep de Russische geschiedenis in, waarbij
hij schijnbaar moeiteloos een stortvloed van dwarsverbanden
blootlegde, en waarin een belangrijke rol was weggelegd
voor de muzikale folklore. Niets bleek zo verhelderend
als de aantoonbare verbondenheid tussen dat melodietje
van het Russische platteland en de beginmelodie van
Stravinsky's Sacre.
Gastland Nederland
Valeri Abisalovitsj Gergiev maakte zijn Nederlandse
debuut op 31 oktober 1987, in het Amsterdamse Concertgebouw.
Daar leidde hij het Radio Filharmonisch Orkest in de
VARA Matinee. Een jaar later was het Rotterdams Philharmonisch
Orkest aan de beurt, een debuut dat dusdanig in de smaak
viel dat er - na een verbintenis met het orkest als
vaste gastdirigent - uiteindelijk in 1995 het chef-dirigentschap
uit zou voortkomen. Inhoudelijk veranderde er daardoor
eigenlijk niets, want al vanaf het seizoen 1989-90 trad
Gergiev regelmatig in Rotterdam op en had de nieuwe
chef al zoveel internationale verplichtingen dat een
stevige artistieke uitvalsbasis voor de Rotterdammers
er gewoon niet inzat.
Dát probleem zou eigenlijk nooit goed worden
opgelost. Voor het RPhO gold Gergiev vanaf het begin
niet als de chef-dirigent die zich gedurende het gehele
concertseizoen met al zijn ziel en zaligheid aan het
orkest bond. Dat nadeel werd weggewimpeld, onder het
vloerkleed geschoven, want er stond een belangrijk voordeel
tegenover: Gergievs ster was op wereldschaal behoorlijk
rijzende en zou het orkest geen windeieren leggen, in
de vaart der volkeren worden opgenomen. Daarnaast werd
gerekend op Gergievs aanzuigende werking op het Rotterdamse
concertleven (als hij in de abonnementsseries en daarbuiten
optrad, was de zaal vrijwel altijd volledig bezet),
met vaak repertoire dat de Rotterdammers niet of nauwelijks
kenden. Als klap op de vuurpijl waren er in Rotterdam
de jaarlijkse Gergiev-festivals met een centraal thema
als grondslag die ook internationale belangstelling
trokken.
Gergiev trok, zoals vele van zijn collega's, met een
beperkt repertoire de wereld over, maar wel nam hij
vaak zijn Kirov (later weer gewoon Mariinski geheten)
mee, waarbij het mes aan twee kanten sneed. In het westen
werden de muziekliefhebbers geconfronteerd met onversneden
Russische muziek, onverschillig of het de symfonieën
van Borodin, Tsjaikovski, Prokofjev en Sjostakovitsj,
of Moesorgski's Boris Godoenov betrof. Hij zette
in ieder geval het noodlijdende Mariinski-ensemble op
de mondiale kaart en verrichtte hij her en der belangrijke
spandiensten ten behoeve van de Russische muziek.
De leden van het Kirov maakte n op hun beurt kennis
met de westerse cultuur en brachten de zo belangrijke
deviezen mee naar huis waarmee de moeilijke levensomstandigheden
ietwat konden worden verlicht. Menigeen zal het nauwelijks
voor mogelijk hebben gehouden dat op het concertpodium
op een avond twee orkesten door Gergiev werden gedirigeerd:
het Rotterdamse en het Kirov orkest. Even spectaculair
was in april 1993 de Boris Godoenov in concertvorm
in de Rotterdamse Doelen, met Russische solisten en
het voltallige Kirov-ensemble. Het was de formule die
Karajan al in de jaren zestig als artistiek leider van
de Weense Staatsopera tot stand had gebracht, met het
gastspel van de Milanese Scala als een van de hoogtepunten.
Gergiev kon, net als zijn grote landgenoot en wereldkampioen
schaken Garry Kasparov, op meerdere borden tegelijk
schaken. Hij had al in het begin van de jaren negentig
een bijzonder neus ontwikkeld voor wat het publiek -
en daarmee het impresariatenconglomeraat - wilde. Velen
in zijn directe omgeving staken daarbij niet onder stoelen
of banken dat zij zich voelden als het gereedschap waarmee
de gevierde maestro de weg naar boven beklom, maar een
feit is wel dat ook deze critici er financieel direct
profijt van hadden. Gergiev verschoof een ensemble van
provinciaal naar landelijk niveau, om dan uiteindelijk
internationaal door te breken. Zoiets lukt alleen met
een duidelijk doel voor ogen, gepaard gaande aan een
enorme werklust en bijna fanatiek doorzettingsvermogen.
De glitter en de glamour die Gergiev wereldwijd ten
deel is gevallen ging ten koste van een moordend tempo,
een uitputtende levensstijl en - soms - artistieke roofbouw.
De dirigent die 48 uur in een etmaal wilde persen en
daar wonderwel nog in slaagde ook.
|
 |
|
|
Chronisch tijdgebrek
Afspraken met Gergiev waren - om met de gewiekste PvdA-voorman
Jaap de Burger te spreken - vaak scheten in een netje.
Zijn zuster en pianiste Larissa Gergiev fungeerde nogal
eens als de mediator, die onverstoorbaar faxte dat het
allemaal wel goed zou komen, als er weer eens iets in
het honderd dreigde te lopen. Meerdere malen greep ik
Gergievs 'persoonlijke secretaris' (hij was altijd bij
of rond Gergiev te vinden, steevast gewapend met een
grote aktentas) bij de kladden om zijn herinnering op
te frissen. Stoïcijns als altijd luisterde hij
aandachtig, gaf me een tik op de schouder en zei dat
het 'dik in orde zou komen'. Meestal was dat ook zo.
Wie de maestro (sterren stijgen snel) wilde spreken,
wist zich in de wachtrij geplaatst. Gergiev kon je gewoon
úren laten zitten, alsof het tijdstip van de
afspraak er niet zoveel toedeed. Ik benijdde de vertegenwoordigers
van het RPhO niet, toen zij in Sint-Petersburg eindeloos
moesten wachten alvorens Gergiev 'tijd kon vrijmaken'.
Dat tijdgebrek kenmerkte ook menige repetitie. Valery kwam slecht of helemaal niet voorbereid, in vliegende
haast, érgens vandaan om - alsof er geen vuiltje
aan de lucht was - dan voor het orkest te gaan en daarbij
de suggestie te wekken dat hij absoluut niet wist wat
er nu precies moest worden gedaan. Welk stuk? Of een
repetitie werd - weer door tijdgebrek - afgeraffeld,
waarna de uitvoering zelf het moment suprème
moest opleveren. Geen wonder dus dat het orkest
door anderen moest worden 'ingezeept', een rol die dirigent
Hans Leenders op het lijf geschreven leek. Waarna Gergiev
het tijdens de uitvoering toch héél anders
deed. Maar een knappe kop die in de zaal de verwarrring
ontdekte!
Spanningen
Natuurlijk leidt zo'n relatie tot spanningen. Gergiev
kwam, zo uit Sint-Petersburg, waar tamelijk dictatoriale
werkomstandigheden bon ton waren, naar ons land met
de gedachte dat hij hier de zaken gemakkelijk naar zijn
artistieke hand zou kunnen zetten. Dat bleek een geduchte
misrekening. Nederlandse musici laten zich geenszins
met Russische vergelijken, ze hebben hun contracten,
hun werk- en repetitietijden, hun vakbond. Zeker, ze
zagen het belang van Gergievs internationale voortrekkersrol,
maar ze konden heus wel de kont tegen de kribbe gooien.
Zo zat Gergiev in maart 2003 opgescheept met een onwillig
orkest dat niet naar Amerika wilde reizen. Een orkestlid:
"Wanneer een land in oorlog is, worden daar geen
reizen naar ondernomen, en kijk je eerst wat de ontwikkelingen
zijn." Het voor het eerst in zestien jaar dat het
RPhO aan de grote oversteek zou beginnen. Het feest
ging niet door. Gergiev liet vervolgens zijn Mariinski-orkest
de hete kastanjes uit het vuur halen.
De déconfiure bracht aan de relatie tussen dirigent
en orkest evenwel geen blijvende schade toe. Met de
aan hem in 1999 uitgereikte Wolfert van Borselenpenning
op zak en een Nederlands paspoort zonder inburgeringscursus
bleef Gergiev in de jaren daarna consequent werken aan
zijn relaties in Nederland.
Artistieke integriteit
Ondanks de neveneffecten van dat chronische tijdgebrek
behoort Gergiev zonder enige twijfel tot de echt integere
musici die de componist voorop stellen. Het sterrendom
heeft zijn belangstelling niet, hoewel hij over de
gave beschikt om mensen voor zich te laten rennen. Als
het op de muziek aankomt, is Valery niet alleen een
groot vakman met een fijn gehoor (ik vind hem een van
de beste dirigenten op het gebied van de orkestrale
balans en het creëren van orkestkleuren). De vele
opnamenessies die ik met hem heb meegemaakt tonen een
dirigent die erop staat zèlf de balans te maken
en het niet aan de technici aan de knoppen overlaat.
Dat is evengoed een vorm van integriteit. Dan is er
de rotsvaste overtuiging in de kwalitatieve aspecten
van de muziek die hij dirigeert. Daarvoor gaat hij door
het vuur, en daarin trekt hij zijn musici met een enorme
passie en 'drive' mee. Het kost hem geen enkele moeite
om de stalinistische terreur die zozeer uit de muziek
van Sjostakovitsj spreekt, te transplanteren naar de
Grote Zaal van de Doelen. Inktzwart zijn de Adagio's,
scherp geciseleerd en meedogenloos de scherzo's. De
grote Russische klassieken klonken onder zijn handen
weliswaar vaak uiterst turbulent, maar nooit zonder
die diepe, bijna verzengende, Slavische expressie, in
grote, wijdse spanningsbogen. Zó worden die reuzenbergen
beklommen, maar eenmaal aan de top begint de moeizame
afdaling, langs ongenaakbare rotspartijen en diep uitgesleten
kloven, met dan dat stralende slot in majeur, dat de
zaal op zijn grondvesten laat trillen. Het is Gergievs
reis van de nachtzijde naar het licht, waarin het orkest
hem meesterlijk weet te volgen, met of zonder veel repetitietijd.
Die fladderende hand met de uitgerekte paperclip als
dirigeerstok brengt het weerbarstigste landschap tot
leven, wijst naar vergezichten die nog even achter de
kim mogen sluimeren, om dan in een bijna theatrale spanningsboog
door te breken, als had het er járen op gewacht.
Geen voorgerecht bij Gergiev, maar gelijk maar het hoofdgerecht,
hoewel minutieus voorbereid, met als uitkomst een
groots concept dat niemand eigenlijk onberoerd kan laten.
Hij toont ons de fatale afgrond in Sjostakovitsj, de
kleurrijke dubbelzinnigheid in Prokofjev, destructieve
én overwinning in Tsjaikovski. De uitgestrektheid
van het Finse landschap, met zijn donkere bossen en
kristalheldere meren ligt voor ons in Sibelius. De Sacre
is verzengend, maar ritmisch tot in de puntjes onder
controle. Niet minder verbazingwekkend is Gergievs affiniteit
met Dutilleux. Hij zet zich al jarenlang in voor zijn
landgenoot Alfred Schnittke, en met groot succes. En
wie herinnert zich niet zijn 'Rotterdamse' Johannes-Passion
van Sofia Goebaidoelina? Gergiev heeft daarin heel veel
werk gestoken, maar hij geloofde erin, totdat de hele
wereld erin geloofde.
Deze drie cd's vormen de representatieve weerslag van
20 jaar Gergiev in Rotterdam (en incidenteel in Amsterdam).
Het zijn typische radio-opnamen, wat zoveel wil zeggen
dat de luisteraar niet als het ware door het orkest
heen wandelt, maar het perspectief vanuit de zaal krijgt
aangereikt. Een detailrijkere aanpak was me welkom geweest,
maar we hoeven er niet echt om te treuren, want het
betreft wèl live-concerten, die bij Gergiev meestal
een extra dimensie opleveren. Naast de al bestaande
opnamen is deze nieuwe uitgave een belangrijke artistieke
staalkaart van Gergievs vruchtbare artistieke samenwerking
met 'zijn' Rotterdamse orkest. De nieuwe chef, de jonge
Canadees Yannick Nézet-Séguin, zal er
nog een hele kluif aan hebben om die erfenis overtuigend
niet alleen voort te zetten, maar om vooral daaraan
een geheel nieuwe invulling te geven. Dat betekent minder
'Russen', meer 'Fransen' en mogelijk een orkestklank
die naar luchtiger dreven wordt gevoerd. De toekomst
zal het, zoals altijd, moeten uitwijzen.
Mindere dagen
Zijn veldslag met de symfonieën van Mahler liep,
althans in Rotterdam, niet altijd goed af. Die muziek,
toch al de uitersten van de menselijke emotie rakende,
gaf hij nog een extra impuls, waardoor ik soms bijna
op de knieën huiswaarts toog. Ik herinner me een
tot op het bot gaande vertolking van de Zesde, waarin
zelfs in het Andante het licht was gedoofd, met een
verpletterende finale die geen enkele ruimte liet voor
bezinning. Zijn Bruckner maakte mij duidelijk dat het
Opper-Oostenrijkse (boeren)landleven hem onbekend was,
maar zijn Brahms bracht een nieuwe kijk op diens neoklassieke
idioom. 'Wagners Tristan met lichtbeelden' was
nog zo'n belevenis die lang in het geheugen blijft staan.
Dan waren er de echt mindere dagen (meer avonden),
waarin het orkest met zichzelf worstelde, het verre
van spatgelijk was, niet meer kaarsrecht onder elkaar,
de trein zuchtend, duwend of trekkend, met te weinig
stoom voor het spanningstraject. Dan sloegen de vonken
niet over, bleef het bouwsel in de grondverf steken.
Maar al het goede zal in herinnering blijven, terwijl
Gergiev nog láng niet echt weg is uit Rotterdam!