CD-recensie
© Aart van der Wal, oktober 2022 |
De appreciatie van hedendaagse muziek is net zo tijdgebonden als de muziek zelf dat doorgaans is. Dat geldt dan uiteraard zowel voor de omarming als de afwijzing ervan. De Amerikaanse componist John Cage 1912-1992) heeft dat dilemma weten te ontlopen door zijn uitspraak: 'My favorite music is the music I haven't yet heard.' Al mag worden verondersteld dat toen de gedachte door zijn hoofd speelde dat er nog zoveel mooie muziek viel te ontdekken zonder van het bestaan ervan te weten. Dat hoeft per definitie dus geen nieuwe muziek te zijn: het geldt immers voor alle muziek die we niet kennen. Waarbij mag worden aangetekend dat we het niet hoeven te zoeken in de hoeveelheid maar in de kwaliteit; en zich prompt het 'probleem' aandient dat kwaliteit niet afdoende te definiëren is. Want wat de een mooi of interessant vindt, vindt de ander misschien wel niks. Als we het over onze luistercultuur willen hebben? Dan verzanden we al snel in algemeenheden, platitudes. Maar toch. Muziek die voor het eerst in onze oren klinkt, aan geen enkel verwachtingspatroon blijkt te beantwoorden en juist daardoor in eerste instantie onze fascinatie oproept. Begrippen als 'mooi' of 'lelijk' verliezen daardoor algauw aan betekenis. De eerste indrukken zorgen misschien voor bevreemding (zo niet vervreemding), we weten niet wat we ermee aan moeten, tot we na meerdere keren beluisteren de importantie ervan beter beginnen te begrijpen, waarna - héél misschien - het moment komt dat we die muziek zelfs gaan omhelzen. Waarbij het zelfs niet uitgesloten is dat zij uiteindelijk tot onze favoriete muziek gaat behoren. Wie niet wil ontdekken blijft 'ergens' steken. Maar als die muziek je uiteindelijk niets doet, je koud laat? Dan heb je alleen zelf een 'probleem', want de muziek zelf staat onaantastbaar op zichzelf. Dat kwam ik gelukkig niet tegen toen ik naar deze tien stukken, feitelijk miniaturen in klank, van de componist Evgueni Galperine (1974) luisterde. Zonder partituur weliswaar, dus telde alleen de gehoormatige indruk. En dat bleek fascinerend genoeg. Galperine heeft de Franse nationaliteit verkregen, maar werd geboren in het in de Oeral gelegen Tsjeliabinsk, waarna hij als eenjarige met het gezin naar Kiev (Oekraïne maakte toen deel uit van de Sovjet-Unie) verhuisde. Vier jaar later werd Moskou de nieuwe woonplaats. Daar studeerde Evgueni aan het befaamde Tsjaikovski conservatorium en vervolgens aan het niet minder vermaarde Gnessin. Als zestienjarige volgde de laatste en tevens grootste stap: naar Frankrijk, waar Galperine eerst aan het Boulogne conservatorium compositie ging studeren, om in 2000 te worden toegelaten tot het Parijse conservatorium, met als hoofdvakken muziektheorie en compositie. Een paar jaar later vond hij zijn creatieve stiel in de filmmuziek. In 2010 verzorgde hij samen met zijn broer Sacha de soundtrack van de film The Big Picture, geregisseerd door Éric Lartigau. Het was het begin van een flitsende carrière als componist van filmmuziek. Dit album bevat op deels minimalistische leest geschoeide muziek (er zijn duidelijke invloeden van Ligeti en Reich in te herkennen), maar wel muziek die op het concertpodium ondenkbaar is. Op zich is dat al een boeiend gegeven: de vele transformaties die het instrumentarium ondergaat, met daaraan toegevoegd de door de componist zelf bediende (sampling)elektronica, met als gevolg volkomen nieuwe en bovendien totaal onverwachte klankvelden ((ik zou bijna zeggen: à la Stockhausen). Over de muziek zelf schrijft de componist:
In het boekje is iedere titel voorzien van een door de componist zelf verstrekte toelichting. De uitvoeringen hebben autoriteit, zowel op grond van het uitvoeringsniveau als dat de componist er zelf nauw bij betrokken was. index |
|