CD-recensie

 

© Aart van der Wal, februari 2014

 

Andrea en Giovanni Gabrieli:
A New Venetian Coronation 1595

Gabrieli Consort & Players o.l.v. Paul McCreesh

Signum Records SIGCD 287 • 74' •

Opname: februari en maart 2012, Douai Abbey, Berkshire

   

De basiliek van San Marco in Venetië mag een vroeg voorbeeld van functionaliteit worden genoemd. Gebouwd rond 1060 deed deze kathedraal dienst als privékapel van de heersende doge en voornaamste staatskerk. Geen wonder dus dat de basiliek het middelpunt vormde van het politieke en in zekere zin ook sociale leven in de stad. Maar ook vandaag de dag neemt de San Marco een centrale plaats in de belevingswereld van de inwoners van Venetië en de toeristenindustrie in: wie San Marco zegt, zegt Venetië; of omgekeerd natuurlijk.
Met zijn eigen specifieke liturgie en de tot in het kleinste detail uitgewerkte, overvloedige mozaïekdecoraties en andere uitingen van kunstzin en vlijt, weerspiegelt de San Marco niet alleen de gloriedagen van de Serenissima Repubblica, maar tevens de samensmelting van de toen heersende religieuze en politieke denkbeelden. In en rond de San Marco was veel feestgedruis, uiteraard met veel muziek die keurig was afgestemd op de aard van het feest. Zo was de officiële aanwezigheid van de doge tijdens de mis en de vespers aanleiding om het Pala d'oro, het grote gouden altaarstuk, tevoorschijn te halen en op te stellen. Een uitgelezen schare musici liet de mooiste muziek klinken, ter meerdere eer en glorie van God en de doge met zijn gevolg.
Maar afgezien van de religieuze functie van de basiliek viel er altijd wel iets te vieren, hetzij een verdrag, een vlootoverwinning, het einde van een verschrikkelijke plaag, het bezoek van hoge kerkelijke en politieke gasten, of, zij het zeldzaam, de pompeuze kroning van een nieuwe doge. Het extravagante karakter van die feesten en ceremonieën vinden we ook terug in de rijk aangeklede muziek, die vaak speciaal daarvoor was gecomponeerd.

Zo'n bijzondere gelegenheid deed zich voor op 27 april 1595, toen een nieuwe doge, Marino Grimani, werd geïnstalleerd, en in de San Marco de kroningsmis werd gehouden. De benoeming had toen iets weg van de pausverkiezing in het Vaticaan. Na een nogal ingewikkeld proces van overwegen, afwegen en ten slotte een geheime stemming door 41 oudere staatslieden van hoge rang en stand, werd de aldus gekozen doge met klokkengelui geïntroduceerd. Er was toen radio noch televisie, kranten bestonden evenmin en dus was klokkengebeier de enige manier om de bevolking van het goede nieuws kond te doen. Als de keus bij de bevolking eenmaal in goede aarde was gevallen, was het populistische gejuich niet van de lucht.
De kroningsplechtigheid zelf viel in drie delen uiteen. Het begon met het binnenschrijden van de doge in de San Marco, waar hem plechtig het vaandel werd overhandigd en hij aan de verzamelde notabelen werd voorgesteld. Vervolgens schreed hij weer naar buiten, om plaats te nemen in de aan de uitgang opgestelde draagstoel, waarin hij een soort zegetocht over het San Marco plein maakte, waarbij hij minzaam speciaal voor deze gelegenheid geslagen munten naar het samengestroomde publiek wierp. De kroning zelf vond plaats op de binnenplaats van het dogenpaleis, ten overstaan van de voltallige geestelijkheid. Toch was dit, hoe belangrijk op zich ook vanuit het religieuze perspectief, een seculiere gebeurtenis. Het derde, tevens laatste en misschien wel belangrijkste evenement was de kroningmis in de San Marco op de volgende morgen, waarmee de nieuwe doge plechtig werd ingewijd.

In 1595 was Baldassare Doato de maestro di capella van San Marco. Hij bleef bijna zijn leven lang in dienst van de basiliek, was een uitstekend kapelmeester maar een kleurloze componist. Niet de man om kleurrijke feestmuziek te schrijven. Giovanni Gabrieli diende als een van de organisten, maar blonk juist wel uit in het componeren van grootschalige, feestelijke muziek. Het koor van de San Marco, de Cappella Marciana, telde toen zestien leden, aangevuld met een instrumentaal ensemble dat bestond uit kornetten, trombones en een paar strijkers, meestal uitgebreid met 'vrije' musici al naar gelang de vereiste bezetting, de eigen stadspijpers, (piffari), trombonisten, fanfaretrompetters en slagwerkers van de Doge niet meegerekend. Er zijn beschrijvingen van tijdgenoten waaruit blijkt dat tijdens belangrijke, feestelijke gebeurtenissen maar liefst 24 trompetters en slagwerkers van de partij waren. Het was gebruikelijk om niet alleen de beide vaste orgels van de San Marco in te zetten, maar ook nog een aantal ingehuurde kleine orgels. Het introïtus werd doorgaans gezongen door de Cappella Marciana, terwijl de andere gezangen uit de kelen van geestelijken kwamen. Rond het altaar, met zicht op de zetel van de doge, stonden de koristen en instrumentalisten ruimtelijk opgesteld, verdeeld over twee tot vier groepen, wat tevens het wezenskenmerk is van Venetiaanse gewijde muziek, met de kanttekening dat het de musici er niet om te doen was om de basiliek met klank te vullen, maar om de oren van de doge en de notabelen te 'prikkelen'. Dat blijkt uit de overgeleverde muziek: zelfs in de groots aangelegde polyfonie trekt het delicate wisselspel tussen stemmen en instrumenten voortdurend de aandacht.

Het is niet eenvoudig en vaak zelfs onmogelijk om het toenmalige Venetiaanse muziekrepertoire ordentelijk te dateren. Veel, met name gewijde muziek werd pas veel postuum in een verzamelbundel uitgegeven, terwijl een groot aantal stukken nog lang nadat deze waren gecomponeerd repertoire hielden. Zo kon het gebeuren dat de polyfone stile antico schouder aan schouder stond met motetten en concerti uit een latere periode. Zo wordt op deze cd het Kyrie, Gloria en Sanctus uitgevoerd in de zetting van Andrea Gabrieli (ca. 1533-1585), oom van Giovanni en organist van de San Marco. Het vierkorige Gloria stamt waarschijnlijk uit de Mis ter ere van het bezoek van een Japanse prinses in 1585, terwijl de aanzienlijk uitgebreidere zetting van het Kyrie-Christe-Kyrie en Sanctus-Benedictus een ware weelde aan uiterst geraffineerde meerstemmigheid en opulente sonoriteit door drie sterk contrasterende koren laat horen.
Op deze cd tevens muziek van Giovanni Gabrieli, waaronder het briljant gecomponeerde Deus qui beatum Marcum in de klassieke cora spezzati stijl, en het feestelijke motet Omnes Gentes, hier dienend als lovend slotmotet, een van de weinige stukken voor vier koren geschreven op de valreep van de nieuwe eeuw.
Maar wat Giovanni's bijdragen betreft valt er meer te melden: de canzona's en sonates als mijlpalen op het gebied van de instrumentale muziek. Interessant zijn ook de trompetfanfares die McCreesh uit een leerboek van de Italiaanse componist Cesare Bendinelli heeft gehaald. De orgeltoccata's en - intonaties van de beide Gabrieli's puncteren op verschillende momenten de dienst: ze fungeren als essentiële rustpunten binnen het discours.

De volgorde van de muziek op deze cd is gestoeld op de reconstructie van het muzikaal-liturgisch scenario zoals dat in die tijd gebruikelijk was. Het uiteindelijke resultaat - en daar gaat het ten slotte toch om - is volkomen overtuigend, maakt diepe indruk en wekt op zijn minst de suggestie van een door schitterende muziek omlijste, feestelijke maar ook plechtige kroningsceremonie, al is die dan niet opgenomen in de San Marco zelf. Dat laatste hoeft overigens niet zozeer te worden betreurd: de opnamen die daar zijn gemaakt hebben doorgaans veel te veel galm (wat in de basiliek zelf trouwens veel minder storend is). Over de in Douai-abdij in het Engelse Berkshire gemaakte opname valt niets te klagen: het staat er allemaal voortreffelijk op, met gelukkig een goed afgemeten dosis kerkakoestiek die onverbrekelijk bij deze muziek hoort.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links