![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, mei 2011
|
||||||||
Fried: Präludium und Fuge für Streichorchester op. 10 - 'Die Auswanderer' - Fantasie über 'Hänsel und Gretel' (Humperdinck) - Verklärte Nacht Salome Kammer (spreekstem), Katharina Kammerloher (mezzosopraan), Stephan Rügamer (tenor), Rundfunk-Sinfonieorchester Berlin o.l.v. Matthias Foremny Capriccio 5043 • 60' • Oskar Fried (1871-1941), niet te verwarren met de Hongaarse componist en pianist Géza Frid, zoon van een joodse middenstander in Berlijn, begon zjn carrière niet als muzikaal wonderkind, hoewel hij zeker talent had en al snel uitblonk in het vioolspel, zozeer zelfs dat hij mocht voorspelen bij de beroemde violist Joseph Joachim. Het zat de jonge Oskar evenwel niet mee: zo moest hij zijn gymnasiumstudie afbreken nadat het gezin dusdanig in financiële moeilijkheden was geraakt dat zijn opleiding niet meer kon worden bekostigd.
Frieds plotselinge doorbraak als componist kwam op 15 april 1904 met de in Berlijn door Karl Muck geleide eerste uitvoering van 'Das trunkene Lied', een monumentaal werk voor meerdere koren en groot symfonieorkest op teksten uit Friedrich Nietzsches 'Zarathustra'. Kort daarop volgde Frieds eerste grote succes als dirigent met de uitvoering van Liszts 'Legende von der heiligen Elisabeth'. De naam van Oskar Fried had een bekende klank en bekende critici als Paul Bekker, Paul Stefan en Hugo Leichentritt wijdden monografieën aan hem. Gustav Mahler ontmoette Fried voor het eerst in Wenen in 1901 en vertrouwde hem in 1905 zelfs de uitvoering van zijn Tweede symfonie toe. De componist was van Frieds vertolking zo onder de indruk dat zij sindsdien goede vrienden waren. Het was ook Fried, een van de voorvechters van het eerste uur van Mahlers muziek, onder wiens leiding in 1924 de eerste opname van een Mahler-symfonie tot stand kwam: wederom de Tweede, met het orkest van de Berlijnse Staatsopera. Na de première van 'Die Auswanderer' in 1913 verschoven de activiteiten van Fried zich van het componeren naar het dirigeren. Hij was een van de eerste westerse dirigenten die na afloop van de Eerste Wereldoorlog in de toen nog jonge Sovjet-Unie optraden. In de jaren twintig raakte hij steeds meer geïnteresseerd in de grammofoonplaat, met als gevolgd dat van de dirigent Oskar Fried ruim honderd opnamen bewaard zijn gebleven en die een groot muziekhistorisch belang vertegenwoordigen (een zoektocht op het internet loont!) De opkomst van het nationaalsocialisme, zijn joodse afkomst en zijn socialistische sympathieën brachten Fried ertoe om in 1934 de wijk te nemen naar de Sovjet-Unie, waar hij eerst als dirigent aan de opera in Tiblisi en vervolgens bij het All-Union radio-orkest in Moskou een groot aantal opera's en concerten leidde, tot hij in 1937 door ziekte werd gedwongen het dirigeren op te geven. Fried stierf op 5 juli 1941 in Moskou, kort nadat hem het Sovjetstaatsburgerschap was verleend, volgens sommigen onder 'verdachte' omstandigheden. Deze in de Duitse laatromantiek genestelde muziek van Oskar Fried wordt op deze cd met enorme grote inzet, overtuigingskracht én technisch raffinement vertolkt. Wie even weg wil van de bekende overbevolkte discografische snelweg zal misschien net als ik getroffen worden door de soms bijna visionaire kracht in deze stukken. De in 2008 en 2009 in de Jesus-Christus-Kirche in Berlijn-Dahlem gemaakte opnamen zijn om door een ringetje te halen. Het cd-boekje (Duits/Engels) levert veel informatie. Kortom, deze uitgave biedt het best denkbare pleidooi voor deze helaas lang vergeten en deels pas onlangs teruggevonden muziek.
index | ||||||||