CD-recensie

 

© Aart van der Wal, augustus 2021

Requiem d'Anne de Bretagne

Févin: Requiem

Klik hier voor het programma

Yann-Fañch Kemener (Bretonse zang), Doulce Mémoire o.l.v. Denis Raisin Dadre
Alpha 613 • 71' •
Opname: september 2010, Abdij van Fontevraud (F)

   

Deze heruitgave (oorspronkelijk verschenen in 2010 op het label Zig-Zag Territoires onder catalogusnr. ZZT 110501) geeft ons een fascinerend inkijkje in zowel de vocale als de instrumentale muziek zoals die zich op het breukvlak tussen de vijftiende en de zestiende eeuw in Frankrijk had ontwikkeld en nog verder zou ontwikkelen in de overstap van de Middeleeuwen naar de Renaissance.

De titel van het album is ontleend aan zowel de componist die daarin de hoofdrol vervult: Antoine de Févin (ca. 1470-1512) als aan Anne van Bretagne, die tweemaal, als echtgenote van respectievelijk Karel VIII en Lodewijk XII, over Frankrijk regeerde en op 9 januari 1514 in de leeftijd van 37 jaar op het kasteel van Blois de laatste adem uitblies. Ze werd pas op 16 februari, niet ongebruikelijk voor vorstelijke personen, op het kerkhof van Saint-Denis begraven. Er waren meerdere rouwplechtigheden, eerst uiteraard op het kasteel, dan op een deel van de route (van Blois naar Parijs) van de lijkstoet, vervolgens in de Notre-Dame, gevolgd door de processie naar Saint-Denis en ten slotte bij het graf, rond de plek waar de Franse vorsten traditioneel werden begraven. Interessant daarbij is dat dit gehele ritueel schriftelijk tot in detail is vastgelegd en dat daarvan maar liefst 32 afschriften bewaard zijn gebleven, een werkje dat Pierre Chocque, de heraut der wapenen van de vorstin, op zich had genomen en zelfs een titel meekreeg: het rijk geïllustreerde Commémorations et advertissement de la mort d'Anne de Bretagne.

Zoals we dat van dergelijke gelegenheden weten was het gebruikelijk dat de dodenmis, de Missa pro defunctis, in het gregoriaans werd gezongen. Dat gezang klonk tijdens de dag en nacht doorgaande dodenwake, met het lichaam van de vorstin opgebaard in de speciaal daarvoor ingerichte chapelle ardente op het kasteel. In het manuscript van Choque kunnen we lezen dat de eerste mis (gewijd aan de Heilige Geest) voor rekening van Franciscaner monniken kwam en de tweede (gewijd aan Maria) van de Dominicanen. De derde mis (Requiem), werd gezongen in responsorium, met de eerst voorzang door de cantor en vervolgens het antwoord (responsum) van de aan de koninklijke kapel verbonden koristen. De responsoria zijn in de liturgie uiteraard verankerd. De vierde mis ten slotte, eveneens een Requiem, werd eveneens door dit koor gezongen. Uit de overgeleverde documenten blijkt daarin het aandeel van het koor van de Chapelle de la Reine onder leiding van Antonius Divitis, met in zijn gelederen o.a. Jean Mouton, Jean Richafort, Claudin de Sermisy en Pierre Moulu. De reeds genoemde Antoine Févin leidde de Chapelle du Roi (koning en koningin hadden ieder hun eigen Chapelle) tot zijn dood in 1512. De ongeveer vijftien musici werden door het hof betaald, waaronder Johannes Prioris, Costanzo Festa, Antoine de Longueval and Jean Braconnier.

Voor dit album viel als hoofdwerk de keuze op Févins Missa pro defunctis. Hoewel het een arbitraire keuze is, is die wel goed doordacht: vanaf het Sanctus is het werk namelijk vijfstemmig geschreven, aangevuld door de twee baslijnen die alles tezamen voor een indrukwekkend effect zorgen en bovenal in termen van expressieve diepgang een niet mis te verstane rol vervullen.
Er zou overigens nog een goede reden kunnen worden genoemd: de warme relatie tussen Lodewijk XII en Févin, door de theoreticus Glarean aangeduid als de 'componist van Orleáns', ofwel het toenmalige Franse hof. En de koning moet ook zeer verguld zijn geweest van Févins compositorische hoogstandjes, want in 1507 vroeg hij vanuit Italië in een brief dringend om een 'chanson' van Févin, op te sturen samen met een schilderij van de portrettist Jean Perréal, om daarmee aan de Italiaanse dames te bewijzen dat niemand in staat was Frankrijk in dit opzicht te evenaren.

We weten niet met enige zekerheid of Févins Requiem tijdens de rouwplechtigheden rond de overleden vorstin daadwerkelijk heeft geklonken, maar belangrijker is het werk zelf. Daarin hield Févin zich niet aan de traditionele Romeinse ritus, maar volgde hij die van Parijs, wat vooral gevolgen had voor de psalmverzen 'Si ambulem', 'Virga tua' en 'Sitivit anima mea' zoals opgenomen in het 'Gradual'. Opvallend is ook dat in de Parijse liturgie het zo bekende 'Dies irae' ontbreekt. Kenners van deze materie zullen voorts constateren dat Févin in zijn muziek dicht bij het gregoriaans blijft, soms zelfs - zoals in de tenorpartij - in de meest letterlijke zin. We horen in deze dodenmis nog Josquin des Prez (1450-1521) nagalmen, met onder meer de fauxbourdons, waarin boven- en onderstem een octaaf of sext van elkaar gescheiden zijn en de middenstem de bovenstem een kwart lager doubleert (het principe wordt ook gekenmerkt door parallelle sextakkoorden).

Dat op dit album meerdere componisten met het Requiem van Févin zijn verweven laat zich verklaren door wat in de Renaissance gebruikelijk was: muzikale klaagzangen ('déplorations') die als eerbetoon werden gewijd aan belangrijke personages (waaronder soms ook musici). Wat betreft de rouwplechtigheden rond de dood van Anne van Bretagne is een aantal stukken overgeleverd die speciaal voor die gelegenheid zijn geschreven. Dat weten we zeker: Quis dabit oculis nostris van Costanzo Festa (ca. 1485-1545) en Fiere attropos (oorspronkelijk geschreven voor vijf vrouwenstemmen in een zeer laag register!) van Pierre Moulu (ca. 1480-ca. 1550).

Het compositorisch aandeel van Yann-Fañch Kemener (1957-2019) mag op het eerste gezicht wat vreemd lijken, maar de artistiek leider van Doulce Mémoire en tevens de samensteller van dit programma, Denis Raisin Dadre, hechtte eraan om ook het rouwende volk een stem te geven: de vorstin stond immers in hoog aanzien en haar dood had diepe indruk gemaakt. Dit voerde naar een opzet waarbij de stem van het volk hoorbaar werden gemaakt naast die van de koristen van de reeds genoemde Chapelle. Natuurlijk werd dit de 'gwerzioù' (of 'gwerz'), een klaagzang of ballade in de Bretonse volksliedtraditie en uiteraard in die taal, door Kemener, die samen met Denez Prigent en Erik Marchand dit zo bijzondere repertoire als geen ander kende, als zodanig ook gezongen.

In het cd-boekje heeft Denis Raisin Dadre een kort 'in memoriam' aan Kemener gewijd:

Today, the singer Yann-Fañch Kemener passed away after a long illness. Yann-Fañch, with whom we had the privilege of creating the "Requiem for Anne of Brittany", was an authentic man, committed to defending the language, culture and music of Brittany. I am very moved as I recall Yann-Fañch during the recording of the Requiem: he was alone in Fontevraud Abbey, at two o'clock in the morning. The impact of his unaccompanied singing, bearing within it the memory of an entire people, was overwhelming. Requiescas in pace, Yann-Fañch, my friend, with our gratitude for what you were, what you gave and what you passed on to others.

U had het natuurlijk al verwacht: de uitvoeringen zijn exemplarisch, tot in detail historisch verantwoord en worden door de indrukwekkende opname bijzonder fraai omlijst. Wel jammer dat de gezongen teksten in het boekje geen plaats mochten krijgen, wat - voor zover ik nu kan overzien - bij alle heruitgaven van dit label het geval is.

Tot slot de bezetting. Het vocaal ensemble Doulce Mémoire wordt gevormd door alt, tenor, bariton en bas en begeleid door cornet, tenor- en bas-sackbut en vier dulciaans (fagotten).


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links