CD-recensie
© Aart van der Wal, april 2020 |
Naarmate de tijd vordert komt er ook steeds meer discografisch onbekend gebleven of veronachtzaamd repertoire boven water. Dat geldt ook voor de pianowerken van Samuil Feinberg (1890-1962) die, zoals zoveel muzikale talenten in Odessa werd geboren. Ook bij Samuil werd diens muzikale begaafdheid al snel herkend, met als gevolg dat hij op zijn zestiende aan het plaatselijke conservatorium kon gaan studeren. Daaraan waren vier studiejaren bij Aleksandr Jensen en vervolgens twee jaar bij Aleksandr Goldweiser aan voorafgegaan. Jensen was een docent van de 'oude' school, terwijl Goldweiser hem vooral de fijne kneepjes van de vormleer bijbracht. Feinbergs eindexamenstuk was zeker in die tijd een noviteit: Rachmaninovs bij wijze van spreken nog maar nauwelijks inktdroge Derde pianoconcert. Bovendien was de tijd die hem voor het instuderen ter beschikking stond slechts beperkt. Maar hij slaagde met vlag en wimpel. Net zo verbazingwekkend was zijn kennis van Bachs Wohltemperierte Klavier: hij speelde beide boeken uit het hoofd (op YouTube vindt u Feinbergs vertolking van Boek I, een verdoeking vanaf de aloude lp).
Het zal geen verbazing wekken dat de op dit album vastgelegde zes pianosonates (waarvan de derde vanuit het oorspronkelijke manuscipt), daterende uit de periode 1915-1923, een sterke romantische inslag verraden, hoewel - en dat deelt hij met een tijdgenoot als Nikolaj Medtner (1880-1951) - met daarin veel nieuwe en aldus originele ideeën. Met andere woorden: inventiviteit kan Feinberg zeker niet worden ontzegd. Bovendien: 'romantiek' is niet meer dan een verzamelbegrip voor meerdere stromingen en de afgeleiden daarvan. Het begrip dekt wat deze sonates betreft de lading in ieder geval niet. Bovendien: verschillende stromingen kunnen net zo gemakkelijk samenvloeien als met elkaar contrasteren. De mix die daarvan ook het gevolg kan zijn is vaak per saldo nog het meest interessant en daar maakt deze muziek van Feinberg geen uitzondering op. De Canadees Marc-André Hamelin (Montréal, 1961) lijkt deze sonates (Feinberg schreef er zes) in het muzikale bloed te zitten. Zo speelt hij ze tenminste, vol overgave maar zonder overdreven opsmuk en ook in technisch opzicht imeesterlijk gerealiseerd. De warme pianoklank doet de rest. ________________ index |
|