CD-recensie
© Aart van der Wal, mei 2023 |
Heel ver terug in de tijd was het Joel Engel (1868, Berdyansk – 1927, Tel Aviv) die voor het eerst typisch Jiddische volksliedjes een plek gaf in zijn ‘klassieke' composities. De eerste publicatie in de reeks, bestaande uit tien volksliedbewerkingen, werd in 1909 gepubliceerd. Een aanzienlijke uitbreiding volgde in 1912 en 1920. Al eerder, in 1901, was een boek verschenen over de Jiddische volksliedjes in het toenmalige Rusland: Evreiskiia narodnyia piesni v Rossii van Shaul Ginsburg (of Ginzburg) en Peysekh Marek. Het was de eerste serieuze poging om het Jiddische volkslied te documenteren om daarmee de weg te openen naar verdere studie en conservering. Het was een proces zoals we dat ook kennen van andere vergelijkbare projecten in Oost- en Centraal Europa, zij het dat Ginzburg en Marek zich wat betreft hun verzameling van 376 joodse, merendeels Jiddische volksliedjes hadden beperkt tot uitsluitend de tekst en dus niet de melodie. Het was Engel die vanaf 1909 in deze lacune voorzag: hij componeerde de pianobegeleiding (dus met inbegrip van harmonie en contrapunt) bij de door Ginzburg en Marek geleverde liedteksten (in twee liederen voegde Engel zelfs een vioolpartij toe). Dit was dus alles tezamen genomen niet het werk van de gewetensvolle etnograaf zoals bijvoorbeeld Béla Bartók dat was. Het werk van Engel inspireerde ook andere componisten en leidde zelfs tot een nieuw instituut: de Gezelschaft far yidischer folks-muzik. Het betrof allerhande meestal eenvoudige bewerkingen die zich uiteindelijk zelfs uitstrekten tot de opera en de symfonie. Daaronder ook Engels eigen toneelmuziek bij The Dybbuk (De Dibboek) van Sh. An-ski (of S. Ansky), een joodse auteur, toneelschrijver en onderzoeker van de joodse folklore, maar ook polemist en culturele en politieke activist. Het is in de Dibboek dat de ziel van een dode bezit neemt van die van een levende.
Voor dit nieuwe album Akh, nit gut! (u vindt daarvan een impressie op YouTube) zijn uit Engels Yidishe folkslider twaalf liederen geselecteerd, met daarnaast nog vier van zijn latere liederen. De keuze werd ingegeven door een verscheidenheid aan wereldlijke en religieuze onderwerpen, historische scènes, en vrolijke en tragische gebeurtenissen. Zes liederen vormen een bloemlezing die Engels' bewerkingsstijl typeren, terwijl de overige zes, waaronder Akh, nit gut!, van nieuwe arrangementen zijn voorzien van de hand van de aan dit liedproject zelf deelnemende tenor Tyrone Landau, maar dan vooral gericht op een grotere dramatische expressie in de dialogen en met het oog op schaalvergroting. Sjostakovitsj' Uit Joodse Volkspoëzie (From Jewish Folk Poetry, de Engelse titel is internationaal het meest gangbaar) wordt in de uitvoering op dit album uitsluitend in het Jiddisch gezongen. Een sympathiek gebaar, maar niet in overeenstemming met hetgeen de componist zelf op papier heeft gezet. De uit elf liederen bestaande liedcyclus is oorspronkelijk gezet voor sopraan, alt, tenor en piano zoals ook op dit album (de componist heeft het werk later georkestreerd). De Jiddische teksten zijn rechtstreeks ontleend aan Yevreyskiye narodniye pesni, een door I. Dobroesjin en A. Joeditski gepubliceerde verzameling joodse folklore onder redactie van Y.M. Sokolov, in 1947 gepubliceerd in Goslitizdat. De cyclus is een van Sjostakovitsj' vele creatieve exploraties op het gebied van de joodse volksmuziek, een genre waarmee hij een sterke band voelde, naar zijn zeggen ‘een vrolijke melodie op droevige intonaties.' Hij voltooide de eerste acht liederen in augustus 1948, en voerde ze thuis uit op de piano tijdens een verjaardagspartijtje op of omstreeks 25 september (zijn verjaardag). In de daarop volgende maand voegde hij er nog drie liederen aan toe, met als onderwerp en optimistisch sterk gekleurd het ‘goede joodse leven' in de Sovjetstaat. Het was een bewuste propagandistische ‘draai' teneinde een blokkade door de alom aanwezige staatscensuur uit de weg te gaan. Eerder in dat jaar, in februari, had Sjostakovitsj met een groot aantal andere collega's (waaronder Prokofjev en Katsjatoerjan) al met harde hand kennis gemaakt met de door de Componistenbond geïnitieerde campagne tegen het ‘formalisme'. De eerste publieke uitvoering van de liedcyclus vond eerst plaats in januari 1955 (Stalin was op 5 maart 1953 overleden, op dezelfde dag als Prokofjev, en opgevolgd door de iets tolerantere Nikita Chroesjtsjov), door de sopraan Nina Dorliak, de mezzo Zara Doloekanova, de tenor Aleksei Maslennikov en met Sjostakovitsj zelf aan de piano. Daaraan was een aantal uitvoeringen in besloten kring voorafgegaan. De première van de orkestversie volgde op 19 februari 1964, door het filharmonisch orkest van Gorki onder leiding van Gennadi Rozjdestvenski, met de sopraan Galina Pisarenko, de mezzo Larisa Avdejeva en opnieuw de tenor Aleksei Maslennikov. Maar hoe zat het nu met die Jiddische tekst? Sjostakovitsj gebruikte een Russische vertaling, tevens de enige versie van het werk. Natuurlijk had de componist de elf liederen van de oorspronkelijke tekst kunnen voorzien, maar hij zal de overtuiging hebben gehad dat ze aldus sosieso niet door de censuur zouden komen. Dat zijn zoon Maxim veel later verklaarde dat zijn vader tegen hem de wens had uitgesproken dat hij liever de liederen in het Jiddisch gezongen zag mag plausibel heten, maar logisch lijkt het niet: het Russisch is volstrekt anders dan het Jiddisch, wat bij omzetting direct muzikaal gevolgen heeft. Al is er een – zij het niet meer dan een geringe – aanwijzing in Sjostakovitsj' werkwijze: het op bescheiden schaal invlechten van bepaalde Jiddische cadensen. Het is evenwel veel te weinig om op grond daarvan een overtuigend (of historisch verantwoord) vertaalplan te construeren dat de oorspronkelijke muziek geheel en al intact laat. Toch wordt er in joodse kringen blijkbaar anders over gedacht. In het cd-boekje refereert Tyrone Landau aan professor Joachim Braun, in de jaren tachtig van de vorige eeuw werkzaam aan de Israëlische Bar-Ilan universiteit, die van mening is dat het oorspronkelijke Jiddisch zich uitstekend laat inpassen in de oorspronkelijke muziek (Braun is ook betrokken geweest bij dit liedproject). Landau voegt er zelf nog aan toe dat Sjostakovitsj' notatie eerder geschikt is voor de teksten in het Jiddisch dan in het Russisch. Ik zie dat niet zo (opnamen genoeg om wat dit betreft zelf de proef op de som te nemen): in het Jiddisch verschiet de muziek onmiskenbaar van kleur. Dat de liedteksten in het Jiddisch voor Sjostakovitsj een brug te ver waren werd niet veel later, in december 1948, kracht bijgezet door Stalin zelf, die het startschot had gegeven voor een tegen met name de joodse intellectuelen en kunstenaars gerichte pogrom. Velen van hen werden opgepakt, ook de beide samenstellers van Yevreyskiye narodniye pesni. De rode draad door de vele vervolgingen, jarenlange opsluiting, gedwongen tewerkstelling in de Goelag-kampen of menige executie: dat ze niet als ‘patriottisch' werden beschouwd en dat – het is meer dan slechts een zijlijn – Sjostakovitsj' op de joodse volksmuziek gestoelde liedcyclus zich dus toen in wel zeer gevaarlijk vaarwater bevond. Ik ken de joodse muzikale folklore vanuit het Jiddisch idioom onvoldoende om over deze uitvoeringen een afgerond oordeel te vellen. Of ze door ze zo te interpreteren als op dit album ze daardoor dicht bij hun oorspronkelijke bron staan. Wat mij als ‘authentiek' in de oren klinkt hoeft dat per definitie niet te zijn. Dat geldt dan voor de liederen van Joel Engel, want de eveneens in het Jiddisch gevatte liedcyclus van Dmitri Sjostakovitsj staat niet, zoals al eerder door mij aangegeven, dicht bij die oorspronkelijke bron (dat is immers de Russische vertaling). Maar afgezien daarvan: deze vertolkingen worden gedragen door een expressief bewogen engagement dat menig lied in een waar minidrama doet uitmonden. Dit zijn uitvoeringen met een sterk verhalende karakter waaruit grote overtuigingskracht spreekt, kleurrijk en caleidoscopisch. Vertolkingen die rijk aan inhoud uiteenlopende stemmingsbeelden oproepen, laverend tussen levensvreugde en tragiek. Interpretaties ook die volkomen terecht geen 'klassieke' strakheid kennen, maar juist artistieke vrijheid uitstralen. Met in het achterhoofd toch altijd weer die rampzalige, alles overheersende Holocaust, al is die in de liederen van Engel gelukkig nog ver weg. Echter, ik zie toch onwillekeurig dat zanggroepje in Westerbork voor mij dat nog even mag leven, vol enthousiasme Jiddische liederen repeterend... De opname is een juweel. Wel heb ik vreemd genoeg in het boekje de passende vertaling van de gezongen Jiddische teksten gemist. Want wie beheerst het Jiddisch? Kort na het verschijnen van deze recensie stuurde Zefir Records mij een pdf met daarin tevens de Engelse vertaling van de Jiddische teksten. U kunt het document hier downloaden. _____________ index |
|