CD-recensie

 

© Aart van der Wal, januari 2011

 

 

Enescu: Pianokwartet nr. 1 in D, op. 16 - nr. 2 in d, op. 30

Tammuz Piano Quartet

CPO 77 506-2 • 66' •

 

 

 

 


Jammer dat de uitmuntende violist George Enescu (1881-1955) geen vioolconcert heeft gecomponeerd, maar we hebben van deze pur sang romanticus tenminste wel twintig orkestwerken, zevenentwintig kamermuziekstukken, acht koorwerken, twaalf pianowerken en een stuk voor soloharp. En dan is er nog zijn magnum opus, de opera Oedipe, waaraan Enescu tien jaar heeft gewerkt (van 1921 tot 1931).

Wat voor zijn gehele oeuvre geldt, geldt zeker ook voor zijn beide driedelige pianokwartetten, het Eerste uit 1909 en het Tweede maar liefst vijfendertig jaar later, uit 1944: ze zijn doordesemd van het laatromantische idioom, met daarin een voorname plaats voor drukke chromatiek en een verre van simpele polyfonie die zelfs die van Max Reger naar de kroon probeert te steken. Het vaak drukke karakter van zijn muziek levert de merwaardige paradox van een zekere eenvormigheid op. Die excessieve beweeglijkheid (je zou het met wat goede wil ook extreme lenigheid in de thematiek, frasering en ritmiek kunnen noemen) kan een rudimentair aandoende grauwsluier over deze muziek leggen wanneer het uitzonderlijke gewoon wordt. Een componist als Richard Strauss had daar een veel scherper oor voor en was er een ware meester in om het verrassingselement in zijn chromatische verkenningen als het ware in te bouwen. Alleen al het openingsdeel van Enescu's Eerste pianokwartet is niet alleen een ware krachttoer voor het ensemble, maar tevens voor de toehoorders die zich ondergedompeld weten in een bijna ongebreidelde, kolkende chromatische maalstroom waarin ieder denkbaar rustpunt doelbewust uit de weg wordt gegaan. Geen wonder dus dat de langzame tussendelen (in op. 16 een fraai uitgesponnen Andante mesto en in op. 30 een diep doorleefd Andante pensieroso ed espressivo) als een ware oase hun plaats in de muzikale perceptie innemen.

 
  George Enescu

Het is niet verwonderlijk dat we in zijn muziek de folklore van de Balkan onversneden terugvinden. Wie kent niet zijn beide Roemeense rapsodieën uit 1901 die werkelijk bol staan van de volkswijsjes en die door Enescu met meesterhand symfonische allure krijgen. Dat vinden we ook in de beide kwartetten en dan met name in het Tweede terug, maar ook de sterke invloed van Wagner en Brahms klinkt her en der door. Zijn ervaringen als orkestlid (hij was het jongste lid van de Wiener Philharmoniker en kende Brahms al persoonlijk van zijn conservatoriumtijd in Wenen) hebben hierin mede een rol gespeeld. Enescu moest niets hebben van de voortdurende strijd tussen de wagnerianen en brahmsianen: beide componisten waren hem even lief en beide vonden een plaatsje in zijn muziek. De betekenis daarvan moet niet worden onderschat: Enescu slaagde er wonderwel in om niet alleen Brahms' klassieke lijnen naadloos met Wagners chromatiek te verbinden, maar ook om daar nog eens zijn eigen stempel op te drukken.

We mogen ons gelukkig prijzen met de verrichtingen van het Tammuz Piano Quartet, want uitvoeringen van de pianokwartetten van Enescu zijn niet alleen uiterst dun gezaaid, maar worden ook door de cd-industrie merendeels genegeerd. Er bestaat een Naxos-opname met het Tweede pianokwartet, gekoppeld aan het Piankwintet, uitgevoerd door het Solomon Ensemble, en dan nu de beide pianokwartetten door het Tammuz, maar verder gaat de actuele discografie volgens mij niet. Er is dus wat dat betreft geen echt vergelijkingsmateriaal, maar gezegd moet worden dat deze nieuwe opname hoge ogen gooit, met fraai uitgewerkte contrasten, een stevige en echt dragende puls, prima speltechniek en in een goede balans. Er is nog enige ruimte voor meer verfijning, maar laat ik toch vooral vaststellen dat het glas in dit geval niet halfleeg maar halfvol is: er was dringend behoefte aan een nieuwe opname van Enescu's beide pianokwartetten en die is er nu, glanzend en wel.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links