![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, februari 2008 |
||
Elgar/Payne: Symfonie nr. 3 - So many true princesses who have gone - Pomp and Circumstance march nr. 6. BBC National Orchestra of Wales o.l.v. Richard Hickox Chandos CHSA 5057 • 71' • (sacd)
Sommige musicologen voelen de onbedwingbare drang om onvoltooide muziekwerken te reconstrueren om ze alsnog geschikt te maken voor openbare uitvoering. Soms is het resultaat spectaculair, soms gewoon ontluisterend. Het is niet iedereen nu eenmaal gegeven om echt in de huid van de componist te kruipen en wie het wel lukt wordt toch altijd geconfronteerd met de voor de hand liggende opmerking dat 'de componist het uiteindelijk toch (heel) anders zou hebben gedaan'. Waar geen speld tussen te krijgen is. Iedere reconstructie is niet alleen een hachelijke onderneming, maar eindigt zonder uitzondering als - op zijn best - tweederangs ten opzichte van het achtergebleven origineel dat om welke reden ook niet meer voltooid werd. Twee van de grootste muziekwerken zijn helaas onvoltooid gebleven, de een in mindere mate dan de andere. Wie van het reconstructieproces kennis wil nemen wil ik graag verwijzen naar mijn twee uitvoerige artikelen over zowel Bruckners Negende (klik hier) als Mahlers Tiende symfonie (klik hier). Er zijn vele voorbeelden van dergelijke reconstructies te geven, waaronder ook enige werken van de Engelse componist Sir Edward Elgar (1857-1934). Elgar bracht zijn laatste jaren weliswaar niet in volkomen lethargie door, maar veel scheelde het niet. De dood van zijn vrouw in 1920 maakte van hem een gebroken man, creatief geknakt. In die periode werd de eens zo gevierde componist en dirigent ook geconfronteerd met een tanende belangstelling voor zijn werk, zowel van het publiek als van de musici en concertdirecties. De depressieve Elgar trad ook in die zware tijd weliswaar op als dirigent, maar van het componeren kwamen eigenlijk niets. Eerst in 1930, dankzij de opdracht om een showstuk voor het nationale brassbandconcours te schrijven, werd zijn belangstelling voor het componeren weer aangewakkerd. Hij schreef de 'Nursery suite' voor de dochters van het koningshuis en begon aan de opera The Spanish Lady De Derde symfonie was een opdrachtwerk van de BBC, waarvoor de Engelse muziekcriticus en essayist George Bernhard Shaw in 1932 het baanbrekende werk had verricht. Het werk kwam niet af. Wat echter resteerde was een groot aantal schetsen, waarin de componist zowel teruggreep op eerdere composities (een voor Elgar gebruikelijke werkwijze) als nieuwe ideeën had uitgewerkt. Met zijn vriend Billy Reed, een uitstekende violist, beproefde hij diverse passages in het nieuwe werk. Hij speelde het gehele werk, deels in geïmproviseerde vorm, voor aan Fred Graisberg, de directeur van The Gramophone Company, die daaraan de indruk overhield dat de symfonie wat ontwerp en structuur betreft gereed was. Toch bleek na Elgars dood in februari 1934 de partituur uit niet meer te bestaan dan slechts enige volledig geïnstrumenteerde pagina's. Het overige bestond uit een groot aantal schetsen die zo op het oog weinig verband met elkaar hielden. Reed publiceerde dit materiaal in onder andere zijn boek Elgar As I Knew Him (1936). Elgar heeft nog op zijn sterfbed over zijn Derde symfonie gezegd dat het alleen maar 'bits and pieces' betrof en dat 'no one must tinker with it'. 'Tinker': experimenteren dus. Elgars uitlating was in dit verband niet veel anders dan Mahlers verzoek aan Alma om het onvoltooide manuscript van zijn Tiende symfonie te vernietigen (wat, zoals we allemaal weten, evenmin is gebeurd). Maar weer later dook het verhaal op dat Elgar eerder zou hebben gezegd: "If I can't complete the Third Symphony, somebody will complete it - or write a better one - in fifty or fivehundred years." Het lijkt onwaarschijnlijk, maar het past in ieder geval precies bij Payne's veel latere poging om het precies zo te doen. Hoe dan ook, een onderwerp als dit roept - zoveel is wel duidelijk - morele vragen op. De Engelse componist en schrijver Anthony Payne (hij werd geboren in het jaar dat Reed zijn biografie over Elgar publiceerde) ging in 1972 met Elgars schetsen aan de slag. Hij begon met het door Reed gepubliceerde materiaal, later gevolgd door andere aangetroffen schetsen. Kon hieruit een 'performing version' worden geconcipieerd? Bovendien nog met inachtneming van de eis van de erfgenamen dat het ontbrekende materiaal niet mocht worden 'opgevuld' en dat de orkestratie geen kwestie van giswerk mocht worden. BBC Radio 3 besteedde in 1995 uitgebreid aandacht aan de kwestie, waarbij Payne volop de gelegenheid kreeg zijn ideeën uiteen te zetten. Dit stimuleerde Elgars nazaten uiteindelijk om Payne als enige officieel, via de beheerder van Elgars nalatenschap, de Elgar Will Trust, met de volledige reconstructie (zoals het werd omschreven: 'full-scale elaboration') van de Derde symfonie te belasten. Daarmee werden twee vliegen in een klap geslagen: het aantrekken van een uitgesproken vakman en een barrière tegen niet geautoriseerd 'getinker'. Drie jaar later, op 15 februari 1998, ging Sir Andrew Davis in Londens Royal Festival Hall het BBC Symphony Orchestra voor in de première van het werk in Londen. Het succes was overweldigend, met staande ovaties voor Payne en diepe buigingen in zijn richting voor zijn grote verbeeldingskracht en werklust. Zeker, Payne heeft her en der niet onder stoelen of banken gestoken dat deze symfonie niet het werk is zoals Elgar het van a tot z zou hebben geschreven. In het cd-boekje wordt vrij uitvoerig uit de doeken gedaan hoe Payne zijn weefgetouw op Elgars bestaande, nogal onsamenhangende vlechtwerk heeft losgelaten. Als de vele pro's en contra's van deze exercitie opzij worden geschoven kunnen we met een open oor van een waar meesterwerk genieten dat in alle denkbare opzichten volkomen elgeriaans is. In dit opzicht is Payne's arbeid ten volle geslaagd en is het aan hem te danken dat we er een bijzonder belangrijk repertoirestuk bij hebben. Van de overige twee op deze cd verschenen stukken kan feitelijk hetzelfde worden gezegd, al steekt het belang van de symfonie er stevig bovenuit. Uitvoering Dit is de beste en spannendste uitvoering van de - bijna een uur durende - Derde symfonie die ik ooit heb gehoord. Richard Hickox en de BBC Wales Orchestra zijn in dit repertoire dan wel gepokt en gemazeld, maar het moet toch altijd weer worden waargemaakt. Hier is geen spoortje routine te vinden, maar krijgen we een formidabel evocatief landschap voorgetoverd, dat van con delicatezza naar con spirito loopt, met daartussen dat zo typische nobilmente waarin Elgar zich altijd een ware meester toonde. Meeslepende muziek, geworteld in die zo typische intervallen en harmonieën die enerzijds duidelijk aan Brahms herinneren, maar anderzijds toch onvervalst Engels zijn. Payne's werk bevestigt zowel Elgars soevereine compositietechniek als zijn eigen bovenmaatse inzicht in deze o zo complexe puzzel. Hickox en de zijnen laten daarover evenmin enig misverstand bestaan: ze spelen alsof het leven ervan afhangt. De Chandos-opname (in juli van het vorig jaar gemaakt in Brangwyn Hall, Swansea) is volgens het recept van de eigenaren Brian en Ralph Couzens: volbloedig, warm, detailrijk en stevig in het zadel. Stuur de buren naar de bioscoop en zet de volumeknop maar flink open. Gegarandeerd dat u zich niet meer afvraagt hoeveel noten van Elgar en hoeveel er van Payne zijn. Maar als u het per se toch wilt weten? Het enige antwoord ligt in de kritische vergelijking van Elgars schetsen en Payne's partituur (verschenen bij Boosey & Hawkes). Ik waarschuw u bij voorbaat: u wacht ware monnikenarbeid. index | ||