![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, maart 2012
|
Ekimovsky: Symphonic Dances (voor piano en orkest) - The Assumption of the Blessed Virgin (voor slagwerkensemble) - The Mirror of Avicenna (voor 14 instrumentalisten) - 27 Destructions Mikhail Doubov (piano), Nazar Kozhukhar (viool), Pekarsky Slagwerkensemble, Moskous Eigentijdse Muziek Ensemble o.l.v. Alexei Vinogradov, Symfonieorkest van de Stad Moskou (Russische Filharmonie) o.l.v. Oleg Khudyakov Wergo WER 6729 2 • 65' • Opname: Mosfilm Studio, Moskou, januari 2006 Hoezeer kan de perceptie per mens verschillen! In het - overigens uitstekend verzorgde - cd-boekje stuitte ik aan het begin van de (in het Duits en Engels geschreven) toelichting van Valeria Zenowa op haar volgens mij onjuiste constatering dat de generatie van Viktor Ekimovsky (Moskou, 1947) zich opmaakte om de bekende Moskouse troika van de Sovjet-avant-garde, te weten Denisov, Schnittke en Goebaidoelina, 'af te lossen'. Moskou? Edison Denisov (1929-1996) emigreerde naar Frankrijk, Alfred Schnittke (1934-1998) en Sofia Goebaidoelina (1931) sloegen hun tenten op rond Hamburg. Maar afgezien daarvan, wat viel er voor een componist die zelf in 1947 was geboren af te lossen? Ekimovsky nam in de rijke Russische muziekgeschiedenis gewoon zijn eigen plaats in, naast die toen nog steeds levende en volop componerende troika. Niets meer en niets minder. Niks aflossen! Maar nog vreemder is het dat Zenowa een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de nieuwe muziek, Galina Oevolskaja (1913-2006), om onnaspeurbare redenen geheel buiten schot laat. Bovendien een componiste die qua 'toontaal' dichter bij Ekimovsky stond dan Denisov en Schnittke, en in mindere mate Goebaidoelina.
De stukken van Ekimovsky maken, evenals die van Oestvolskaja, bij eerste beluistering een ronduit verpletterende indruk, al lijkt het bij Ekimovsky meer op slopen, puin ruimen en daarna weer opbouwen. Hij is de vooral in deconstructie en constructie (in die volgorde!) geïnteresseerde architect die het niet zonder buitenmuzikale voorstellingen kan stellen. Dat verschilt hem - los van andere redenen - reeds aanmerkelijk van de overige reeds genoemde componisten. Zij hadden immers aan hun eigen, doorgaans eigenzinnige 'toontaal' voldoende (van hun publiek verwachtten ze ook niets anders). Oestvolskaja 'verbood' zelfs toelichtingen op en analyses van haar werk. Ekimovsky staat zich erop voor dat hij uitsluitend muziek schrijft met een uniek karakter: herhaling, in welke vorm ook, is bij hem uit den boze: Het nieuwe moet in ieder opzicht nieuw zijn," aldus de componist. Dat betekent geen zich herhalende stijlen, patronen, modellen, scenario's. In de afgelopen ruim vier decennia ontstonden ruim honderd stukken in de meest uiteenlopende categorieën en stijlkenmerken: aleatoriek (Sublimationen), collage (Lyrische Abschweifungen), modaliteit (Cantus figuralis), dodecafonie (Komposition 2), pointilisme (Kammervariationen), micropolyfonie (Ave Maria, klankkleuren (Die Trompeten von Jericho), vervreemding (Brandenburgisches Konzert), frequente tempofluctuaties (Komposition 43), kisch (Farewell), minimalisme (Mariä Himmelfahrt) en kwarttoon- en microchromatiek (Vers libro). Dat lijkt op zich weinig voor veertig jaar uniciteit, maar al deze 'modellen' zijn naar believen te variëren, zowel naar de boven- als naar de onderkant van het spectrum. Van een kreeftengang kun je met enige goede wil best wel een schildpadgang maken. De vijf werken op deze cd stammen alle uit de jaren negentig en omvatten een behoorlijke 'bandbreedte' (niet de gehele, zoals Zenowa suggereert) van Ekimovsky's componeren, met de Symphonic Dances als sleutelwerk, een ware danse macabre. Het 'literair programma' van dit in alle opzichten (melodisch, harmonisch, ritmisch, instrumentaal) exuberante werk laat niets te raden over:
De akoestische onbalans tussen piano en orkest is doelbewust door de componist zo gearrangeerd: in de drie delen belichaamt de piano de drie uit de dansende volksmassa losgerukte karakters Van een pianoconcert in de betekenis van het woord is geen enkele sprake: het is een orkeststuk met een solopartij, in dit geval dus de piano. Zoals bij alle muziek van Ekimovsky steekt er achter ieder werk een eigen 'programma' dat geenszins overbodig is: wie ervan kennisneemt begrijpt de muziek daarna veel beter. Degenen die misschien tegenwerpen dat instrumentale muziek geen programma behoeft hoeven - het zij hier uitdrukkelijk gezegd - niet naar zijn muziek te luisteren. Wat de uitvoeringen betreft: we staan hier voor een fenomenale toverdoos waaruit, eenmaal geopend zoals Attalea Princeps, een reusachtige kakofonie ontsnapt die in al zijn opgefokte labiliteit de menselijke vertwijfeling en moedeloosheid tot ver voorbij het dragelijke uiteindelijk compleet laat exploderen. Wat de Russische musici hier ten beste geven is niet alleen ongehoord in de betekenis van nieuw, maar ook in de zin van uitvoeringskwaliteit (hoewel een ultieme beoordeling bij gebrek aan vergelijkingsmateriaal en de partituren uiteraard nog niet mogelijk is). Maar in ieder geval is dit is muziek die bijna letterlijk door merg en been gaat. De geweldige, detailrijke opname 'helpt' daarbij in niet geringe mate. index |