![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, november 2015
|
Geen gek idee, om de typisch Weense klassieke stijl in deze vier klassieke hoboconcerten een duidelijk gezicht te geven. Het bekendste van deze vier concerten is uiteraard dat van Mozart, maar gelukkig valt er op deze cd nog veel meer te genieten dan deze 'evergreen' die op het repertoire staat van iedere zichzelf respecterende solohoboïst. De keus zal niet gemakkelijk zijn geweest, want het is een ware hoorn des overvloeds: de catalogus telt meer dan honderd klassieke hoboconcerten (waaronder dan tevens de concerten voor de oboe d'amore, de 'liefdeshobo'). De meeste van deze concerten werden geschreven door hoboïsten die daarmee hun talent (virtuositeit hoorde daar nadrukkelijk bij!) konden demonstreren. Het simpele feit ligt er dat voor de hoboconcerten van Giuseppe Ferlendis (1755-ca. 1810), Leopold Hofmann (1738-1793) en Carl Ditters von Dittersdorf (1739-1799) de weg naar de concertzaal versperd is, terwijl er niet meer dan hoogstens een handjevol opnamen van is verschenen. Of veel hoboïsten dit repertoire überhaupt kennen weet ik niet, maar voor ons, muziekliefhebbers, geldt in ieder geval dat we op cd's zoals deze zijn aangewezen om er kennis van te kunnen nemen. De kloof tussen cd en concertzaal is heel wat groter dan menigeen denkt; en dat geldt dus niet alleen voor de eigentijdse muziek. Dat het Hoboconcert van Mozart met kop en schouders boven de andere drie hoboconcerten uitsteekt zal niemand verbazen, maar dat neemt niet weg dat er aan de periferie van deze concertvorm veel te genieten valt. Het concert van Dittersdorf is geschreven voor de warme en gloedvolle 'liefdeshobo' en mag alleen al uit dien hoofde als een extra aanbeveling gelden. Het ensemble uit Vilnius biedt op het gebied van klankafwerking niet het laatste woord en de opname is wat opdringerig, maar op het solospel van Andrius Puskunigis valt op de keper beschouwd niet veel aan te merken, al stond hij te dicht bij de microfoons en had hij zowel qua klankvorming als frasering en dynamische gradatie meer verfijning aan de dag kunnen leggen. In dergelijk repertoire zijn hoboïsten als Alexei Ogrintchouk gewoon onverslaanbaar. Deels moet de grofkorreligheid echter aan de opname worden toegeschreven. Het blijft raadselachtig waarom menige 'balance engineer' proportionaliteit uit het oog (en oor!) verliest en het solo-instrument veel te groot afbeeldt ten opzichte van het ensemble. Dat komt trouwens ook de klank ervan niet ten goede. Dat gebeurt hier duidelijk ook. Een uitgave van plussen en minnen, maar om de prijs hoeft u het zeker niet te laten. index |
|