CD-recensie

 

© Aart van der Wal, september 2005

 

Saariaho: Nymphea voor strijkkwartet en live-elektronica (1987).

Cage: Strijkkwartet in vier delen (String Quartet in Four Parts) (1949/50).

Maderna: Strijkkwartet in twee tempi (Quartetto per archi in due tempi) (1955).

Cikada String Quartet.

ECM New Series 1799 472.4222 • 51' •

www.ecmrecords.nl


Kaija Saariaho's (1952) fascinatie om de details van instrumentale effecten te ontleden en te onderzoeken bracht niet erg verrassend met zich mee dat het merendeel van haar werken is geschreven voor kleinschalige instrumentale en vocale ensembles, zonder of - karakteristieker - met elektronica.

In Nymphea vervagen de scheidslijnen tussen akoestiek en elektronica, tussen abstract en programmatisch, tussen vocaal en instrumentaal zeer ingrijpend. Het in wezen heel traditionele muzikale kwartetgenre verandert in een soort muziektheater waarbij de gespeelde noten en hun elektronisch opgewekte echo's voortdurend worden geïnterpuncteerd met gefluisterde fragmenten uit een gedicht van Arseni Tarkovski waarin de uitvoerenden wordt gevraagd te reciteren tijdens het spelen. De melancholieke tekst weerspiegelt het menselijk streven om buiten de bestaande wereld te treden, een zoektocht naar het mystieke onbekende. Het is tevens een mooi voorbeeld van Saariaho's muziek op zijn extravagantst en meest fantastisch; zo ongeveer ieder type van strijkersklank en klankweefsel - van raspende geluiden van de strijkstok op de snaren tot de fluweligste harmonieën - gebundeld in een verdroomde opeenvolging van episoden. (JdK).

John Cage (1912-1992) tapte uit een geheel ander vaatje en zocht het vooral in een opzienbarend gebrek aan thematische ontwikkeling. Hij creëerde het soort muziek dat nergens vandaan lijkt te komen en evenmin ergens naar toe gaat. Oorsprong en bestemming verliezen daardoor hun betekenis, wat we ook min of meer terugvinden in zijn uitspraak: "Ik ben niet geïnteresseerd in het resultaat van mijn werk; het enige dat mij interesseert is dat ik lééf."

In zijn Strijkkwartet uit 1949/50 spelen een handvol figuraties een centrale rol, spaarzame noten komen en gaan, als toevallige passanten die de vele stilten doorbreken. De vier titels spreken voor zich: 'Quietly flowing along', 'slowly rocking', 'nearly stationary' en 'Quodlibet'.

Bruno Maderna (1920-1973) kreeg in zijn latere jaren vooral bekendheid als dirigent, waardoor zijn compositorische werk enigszins naar de achtergrond werd gedrongen. hoewel hij natuurlijk ook een uitvoerder van eigen werk was, had Maderna iets van de onverbeterlijke opportunist in de goede zin van het woord, die zich niet wenste vast te leggen op wat dan ook en niet gehinderd door enige conventie altijd weer op zoek was naar nieuwe mogelijkheden én onmogelijkheden. De nogal overladen dagelijkse muziekpraktijk - die hij overigens zelf naar zich toe haalde - stond het componeren vaak in de weg. In ons land was Maderna vaak te gast. Ik herinner mij nog zijn prachtige Derde hoboconcert met Han de Vries dat onder zijn leiding tijdens het Holland Festival van 1973 werd uitgevoerd. Bijzonder was ook zijn bewerking van muziek van Schubert, de 'Marcia ungarese/Walzer sentimentale', en natuurlijk zijn spetterende op Monteverdi's Orfeo gestoelde orkestsuite, die helaas niet of nauwelijks nog wordt uitgevoerd. Maderna had hier ook succes met 'Musica su due dimenzioni', waarin de fluitist Koos Verheul optrad en bandrecorders en luidspreker op het podium de 'tweede dimensie' vertegenwoordigden. In die jaren was dat 'experimentele' muziek!

Het Strijkkwartet uit 1955 is opgedragen aan Luciano Berio en is door de ruimhartige toepassing van seriële technieken niet zo gemakkelijk toegankelijk. De thematische veranderingen laten zich op het gehoor slechts moeizaam of misschien in het geheel niet ontsluiten en lijkt het er sterk op dat de componist dit ook niet nastreefde. Ook Berio maakte zich die techniek van thematische verplaatsing en verwisseling eigen en ontwikkelde na verloop van tijd daarmee zelfs volstrekt nieuwe expressievormen.

Uitvoering

Het grote probleem van het moderne en eigentijdse componeren is de grote afstand tussen componist en toehoorder, en daarmee ook de vertolkers. Over dit thema zijn dikke boeken geschreven, het onderwerp is van alle kanten belicht, daaronder natuurlijk ook vanuit de optiek van de muziekpsychologie en sociologie, maar dat alles maakte de kloof natuurlijk niet smaller. Het muziekbedrijf moet, ondanks subsidies en sponsoring, uiteindelijk toch winst maken of minstens quitte spelen, terwijl de uitvoering van eigentijdse muziek bovendien veel voorbereidingstijd vraagt en het geen echt genoegen is om dan vervolgens 'beloond' te worden met een schaars publiek. Vandaar ook dat die 'lastige' stukken meestal keurig worden ingeklemd tussen gemakkelijk(er) aansprekende muziek.

Zo bezien is de cd-koper die belangstelling heeft voor moderne of eigentijdse muziek in het voordeel, zoals ook uit deze cd blijkt. Het medium schept immers de mogelijkheid om in de beslotenheid van de huiskamer een weerbarstig werk gedetailleerd te bestuderen en passages kunnen naar believen worden herhaald.

Op de vertolkingen door het Cikada Quartet valt technisch niets af te dingen, maar waar het uiteindelijk toch om gaat is de grote indringendheid waarmee het viertal deze muziek gestalte geeft en daarmee feitelijk de stelling van Cage onderschrijft dat geluid op zichzelf al een fascinerend fenomeen is. De opname is een juweel.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links