CD-recensie
© Aart van der Wal, november 2021 |
Er was eerst dat oncomfortabele gevoel, al tijdens het openingswerk, Chopins Mazurka op. 67 nr. 2: té langzaam, té lang over de noten dralend, alsof iedere voetstap ertoe deed, in ieder geval lang genoeg om langer dan gebruikelijk stil te blijven staan bij dit muzikaal schitterende landschap. Echter, gaandeweg groeide mijn waardering voor de poëtische benadering, het onvoorspelbare, daardoor steeds weer verrassende, door de pianiste Nelly Akopian-Tamarina (1941, Moskou). Haar bijzondere retoriek, de net zo aparte agogische accenten die ze in haar spel legt, de diep gelaagde expressiviteit die daardoor tot waar leven wordt gewekt. Alles zal ongetwijfeld aan diepgaande studie en praktijk ten grondslag hebben gelegen, de indruk is die van intuïtief gevormde spontaniteit waarmee de wegen naar de verrassing worden geopend. Strakheid zoals we die van zovele interpreten kennen heeft bij Akopian-Tamarina plaats gemaakt voor vrijheid (niet alleen in het rubato of accelerando!) die naar andere dimensies voert en aldus geen seconde verveelt. Niet het stigma van gekunsteldheid, maar in plaats daarvan diepe ontroering . Het past binnen die vrijheid om - wel of niet terecht - de sinds jaar en dag gerespecteerde herhalingen met een fikse korrel zout te nemen en de maatstrepen als het zo uitkomt gewoon te negeren. Ook de in het notenschrift verankerde dynamische aanduidingen geeft Akopian-Tamarina haar eigen duiding mee. Het is, wat de Mazurka's van Chopin betreft, een beeld dat enigszins aan het spel van Alfred Cortot doet herinneren, al is Akopian-Tamarinas minder extreem en haar pianistisch vocabulaire van een andere orde). Wat moet de muziekliefhebber pur sang eigenlijk van dit spel denken? Ik vermoed dat de 'purist' (ik weet even geen betere kwalificatie) er niet veel mee op heeft, maar dat ieder ander er mogelijk regelrecht voor valt. Zo verleidelijk is haar spel, zo doordesemd van dichterlijke distinctie. Typerend is ook haar visie op Janáceks 'In de mist', dat onder haar handen precies datgene verbeeldt wat de titel aangeeft, vooral gecreëerd door overmatig pedaalgebruik (dat in de partituur niet als zodanig genoteerd staat). Overmatig? Ik zet er wel een vraagteken bij omdat het ronduit betoverend uitpakt, in een discours dat zoveel liefde uitstraalt voor dit zo bijzondere opus. Subliem zijn ook de dit recital afsluitende encores, in de veelzeggende toonsoort f-klein: Medtners 'Skazka' en Ljadovs Mazurka, beide stukken tijdens een live-concert ruim een jaar eerder opgenomen dan die van Chopin en Janácek. Wat tevens duidelijk maakt dat er door de producent(en) een selectie is gemaakt uit de twee in Wigmore Hall opgenomen recitals. Ik heb helaas niet kunnen achterhalen waarom niet de volledige programma's zijn uitgebracht. Hoe dan ook: wát een geweldige cd is dit! En wát een gedisciplineerd publiek! Het applaus had wat mij betreft wel 'meegesneden' mogen worden. index |
|