CD-recensie

 

© Aart van der Wal, november 2008


 

Chopin: Pianoconcert nr. 1 in e, op. 11 - nr. 2 in f, op. 21.

Lang Lang (piano), Wiener Philharmoniker o.l.v. Zubin Mehta.

DG 477 7449-GH • 74' •

 

 

 


De pianomuziek van Chopin is romantisch meeslepend, gepassioneerd, hemelbestormend, maar ook dichterlijk en melancholiek. De kenners vinden zijn orkestbegeleidingen echter maar zo zo, een beetje grijs, niet echt origineel en meer bedoeld om de briljante, flonkerende pianopartij te ondersteunen. In de tijd van de lp lag niemand ervan wakker om de orkestinleidingen zo drastisch in te koren dat de beide concerten nog net op een lp pasten. Gelukkig is dat allang niet meer zo, maar toch is het orkestaandeel niet echt ontkomen aan dat wat negatieve beeld, zoals Schumanns orkestratie ook nog steeds gebukt gaat onder verwijten zoals te dik, te log, enz.

Wat de pianistiek betreft is dit zeker geen grootse Chopin-vertolking. Lang Lang heeft goed hoorbaar zijn best erop gedaan, maar deze bijna aaibare publiekslieveling, die zelfs voetbalstadions tot zijn werkterrein rekent, de Marco Borsato van de klassieke muziek, kan in termen van techniek en artistieke invulling niet in de schaduw staan van grootheden als Krystian Zimerman (beide concerten, met Carlo Maria Giulini, DG), Martha Argerich (eveneens beide concerten, met Charles Dutoit, EMI), Maurizio Pollini (in op. 11 met Paul Kletzki, EMI) en nogmaal Martha Argerich (eveneens in op. 11, met Abbado, DG). Langs rechterhand flonkert, maar hij is ten opzichte van zijn concurrenten niet de pianist die aan de discant vanaf het mezzopiano dynamische fijnmazigheid in zijn vocabulaire heeft. Hij is overigens niet de enige pianist die bij Chopin ten onrechte meent dat overdreven rubato tot grotere expressie leidt. Lang Lang behoort tot de vertolkers die de muziek naar zich toe lijken te willen trekken om haar vooral voor het eigen artistieke profiel te benutten, in plaats van de componist zelf centraal te stellen. Het is een verschijnsel dat in de vocalistiek van de mezzo Cecilia Bartoli ook steeds meer prominent wordt. Het gevaar is groot dat de artistieke integriteit daardoor schade oploopt. Ik houd er in elk geval niet van.

In de langzame middendelen, met name in de romance van op. 11, spint hij de frasen fraai uit, maar dat is uiteraard niet genoeg om deze vertolkingen boven de grauwe middelmaat (er bestaan tientallen opnamen van) te verheffen. Men mag zich overigens de vraag stellen wat het werkelijke nut is van een dergelijke uitgave, terwijl we al zoveel uitvoeringen - waaronder een groot aantal fenomenale - van de Chopin-concerten in de catalogus hebben, ook van jonge vertolkers. Het is water naar de zee dragen, waarvoor alleen althans enige rechtvaardiging kan worden gevonden in een vertolking die van begin tot eind staat als een huis. .

Maar misschien is mijn oordeel op onderdelen iets te hard, want de live-opname, gemaakt in de Weense Musikverein, helpt zeker niet mee. Alsof de technici er met een armzalig mengtafeltje en een paar al even armetierige microfoons een haastklus van hebben gemaakt. Het klinkt althans modderig, vet (waar zijn trouwens de altviolen??), met in de climaxen een buitengewoon onaangename klank, die mij de zin tot verder luisteren eigenlijk al snel benam. Maar helaas, volhouden loonde niet echt.

Wonderlijk toch dat anno 2008 een producer hiermee nog wegkomt. Er is eigenlijk geen zaal die - met uitzondering van Amsterdam en Boston - zo'n 'gouden' klank oplevert als de 'gouden zaal' van de Musikverein. Daar zijn fantastische opnamen gemaakt, o.a. door Wilhelm Hellweg en Onno Scholtze (voor het Philips-label). Wie nu naar deze nieuwe DG-opname luistert krijgt - daarmee vergeleken - de indruk dat de klok een halve eeuw is teruggedraaid. Vergeleken met de nieuwkomer is zelfs die Argerich/Abbado-opname van op de kop af veertig jaar geleden (alweer tamelijk lang geleden heruitgebracht in DG's The Originals serie) opnametechnisch een waar sieraad.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links