![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, november 2016
|
In zijn Pianokwartet op. 41 uit 1875 laat Saint-Saëns zich van een uitgesproken lichtvoetige, zo niet zonnige kant zien. Misschien niet zo vreemd want de handtekeningen onder de huwelijksakte waren nog maar net droog toen de kersverse echtgenoot de laatste hand legde aan dit prachtige kamermuziekwerk. De weinige gistende passages daargelaten getuigt het van een bijna weldadige melodiek die door verzadigde, ik zou haast zeggen tevreden harmonieën net zo harmonieus wordt gesteund. Terwijl er toch contrasten genoeg zijn, daar niet van. Maar die spelen zich niet af op het dramatische maar eerder op het lyrische vlak. Niet minder interessant is het Pianokwartet op. 30 dat Ernest Chausson ruim een kwarteeuw later schreef. De sfeer is heel anders, afwisselend broeierig en zelfs plechtstatig, maar met veel bekoorlijke momenten. Er spreekt een grote innemendheid uit dit opus. Het zal niemand moeilijk vallen om Chaussons grote bewondering voor zijn componerende landgenoot César Franck eruit te destilleren, zoals er ook momenten zijn dat de op stevige grondvesten gebouwde Duitse romantiek om de hoek komt kijken. Vooral het tweede deel (très calme) treft door dichterlijke eenvoud en vrij stromende lyriek. Ik geloof niet dat er voor deze beide pianokwartetten betere pleitbezorgers te vinden zullen zijn dan het Schubert Ensemble, bestaande uit William Howard, piano; Simon Blendis, viool; Douglas Paterson, altviool en Jane Salmon, cello. Het laatste wat van dit Britse ensemble kan worden gezegd is dat ze met een 'stiff underlip' spelen. De samenwerking lijkt diepgeworteld, er is geen enkele sprake van weinig geëngageerde routine en de voortdurend levendig gehouden onderstroom laat zijn charmes voortdurend gelden. Chandos maakte er een mooie warme opname van. Potton Hall in Dunwich, Suffolk, bewijst zich voor de zoveelste keer als een uitgelezen opnamelocatie. index |
|